Album Willem Pée
(1973)–Willem Pée– Auteursrechtelijk beschermdDe jubilaris aangeboden bij zijn zeventigste verjaardag
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||
Van taalzuivering tot betere taalkennis
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||
W. Van den Broeck zegt o.m. ‘... mogen we voor het eerst moderne auteurs behandelen, met als uitdrukkelijke restrictie dat het geen auteurs mogen zijn die ook dialect gebruiken. En dat is dus weer zo'n ergerlijke situatie. Jarenlang werd er op school enkel werk gelezen van auteurs die of dialekt of een verschrikkelijk Nederlands schreven (Streuvels, Claes, Timmermans, Conscience). Nu het dialekt een operationele, een sociale funktie gaat krijgen, mag het opeens niet meer. Door middel van de taal worden de mensen onmondig en onder de knoet gehouden. Ze moeten ABN praten, een vreemde taal, en komen et niet toe hun gedachten te formuleren.’ ... - ‘van wie gaat het ABN uit? Het is de taal van de burgers, en zij dringen die taal op aan de grootste groep van onze bevolking, aan de arbeiders, en dat recht hebben ze niet.’ Daarop willen we antwoorden dat het verbieden van het lezen van dialectteksten inderdaad onsympathiek is. Het zou o.i. heel interessant kunnen worden als men in de klas een literaire tekst leest en bespreekt in een dialect van een andere streek (te Gent een Brabantse tekst b.v. Claes, in Limburg een Oostvlaamse tekst b.v. Buysse, te Amsterdam b.v. een Groningse tekst, enz.), maar daarbij alles wat afwijkt van het algemeen Nederlands aantoont en behandelt. Aldus zou men precies kunnen wijzen op de verschillen en de overeenkomsten van de cultuurtaal met een of ander dialect. Zo ook brengt men de leerlingen een beter taalinzicht en een grotere taalkennis bij. Op de opgeroepen ‘onmondigheid’ moet men replikeren dat men die vraag niet in het licht van klassenonderscheid en -strijd moet beantwoorden, maar wel in verband met de algemene ontwikkeling van de taalgebruikers. Het gemakkelijker hanteren van de cultuurtaal, het algemeen Nederlands in gesproken en geschreven vorm, hangt toch vooral samen met het korter of langer school lopen (dag- of avondonderwijs), met het veel of weinig in contact komen met taalgebruikers van buiten de eigen omgeving van gezin, gehucht, dorp of wijk. Iemand met leermoeilijkheden zal vaak ook moeite hebben zich nauwkeurig uit te drukken in de cultuurtaal, zelfs in dialect. ABN is voor een dialectspreker ietwat vreemd en ongewoon. ABN vraagt ook oefening en gelegenheden om het te horen, te praten en te schrijven. Nu bestaan die in steeds ruimer omvang, vooral via teevee, en we constateren daarom ook dat de kennis van het Nederlands fors is vooruitgegaan bij meer lagen van de Vlaamse bevolking. Er komen reeds vaak in de steden kinderen voor die van huis uit geen dialect meer spreken, maar al dan niet onverzorgd algemeen Nederlands. W. Van den Broeck gaat verder: ‘... Maar wat ABN genoemd wordt is meer dan klanken. Er worden een | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||
aantal clichés opgedrongen. Maarten van Nierop, Marc Galle en Joos Florquin zijn er de schuld van dat hier alle taalkreativiteit lam gelegd wordt. Waarom zou men geen Zuidnederlands woord of uitdrukking mogen gebruiken? Aan de basis van onze taal ligt een andere denkwijze dan die van de Noordnederlanders en heel dat proces wordt ontwricht als we die organisch gegroeide taal niet meer mogen gebruiken?’ Dat is wel een sterk overtrokken voorstelling. Zuidnederlandse woorden gebruiken, betekent dat taalcreativiteit? De taalzuivering heeft weliswaar te veel nadruk gelegd op een stel ‘fouten’ of ‘verkeerde wendingen’ met de steeds terugkerende, zelfde vervangvormen, zodat Vlamingen met onvoldoende taalinzicht het gevoel hebben voor zwartwittegenstellingen te staan. Het algemeen Nederlands is veel geschakeerder dan in Vlaanderen vaak wordt geleerd.
Elke algemene taal, ook elk dialect bestaat uit een stel vaste patronen (woordenschat, zinsbouw, uitspraak, enz.), maar met vlottende grenzen. Gebruikt een taalgebruiker van die algemene taal of dat dialect een vorm die buiten dat stel valt, dan komt er een seintje los bij de ‘taalgenoten’, dat het ongewone signaleert. Verbetert dat ongewone echter de communicatie en wordt het daarom verscheidene keren gebruikt, dan wordt het aanvaard en opgenomen in het stel. Taalschepping is dus steeds mogelijk en komt veelvuldig voor in het normgebied van het Nederlands. Nieuwe produkten, uitvindingen en toestanden moeten worden benoemd. Dat gebeurt herhaaldelijk in de cultuurtaal, het algemeen Nederlands. De dialecten nemen de nieuwe benaming normaal over.
Hier alweer zijn de Vlamingen veelal onbekend met de taalontwikkeling van het algemeen Nederlands. Als men hen daarop wijst, dan zijn zij daarentegen verontrust over die evolutie en er wordt verzucht: Wat men ons tien jaar geleden heeft geleerd, is nu niet meer juist! Wat een zonderlinge taal! Een mooi voorbeeld daarvan zijn de Nederlandse vormen voor de ontlening ball-point. Men stelde bolpen, bolpuntpen en balpuntpen (zie V. Dale) voor, men gebruikte vooral kogelpen, dat in Nederland door de vakbranche Kantoorboekhandel werd aanbevolen. Nu hoort men naast ball-point meer en meer balpen, waarbij Maarten Van NieropGa naar eind2 verklaarde dat volgens hem balpen meer veld wint.
Het materiaal van de Werkgroep Onderwijs (VBO-Oost-Vlaanderen) uit Noordnederlandse bronnen bevat reeds vijf bewijsplaatsen van balpen, waarvan we citeren uit 1963 (Jeugdts. Taptoe): | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||
- En zorg dat er een potlood of een balpen bij de hand is. en uit 1970 - Als ik een notitie wil maken komt het meisje plotseling in beweging. Zoek ik een balpen? Zij heeft er anders wel eenGa naar eind3. Daarnaast vonden we één voorbeeld uit Taptoe 1963 van balpunt (een leenvertaling?): - Hij kauwde op het achtereind van zijn balpunt. Hier hebben we meteen een voorbeeld van een soort laattijdige ‘vernederlandsing’. Nadat men een hele tijd het uitheemse woord heeft gebruikt, voelt men de behoefte aan een gemakkelijk klinkende vernederlandsing. Een dergelijk geval is nog langspeler voor ‘longplaying’, dat hanteerbaarder is dan ‘langspeelplaat’. Een bewijsplaats daarvoor luidt: - Vorige keer beloofde ik meer informatie over de serie Capital Jazz Classics (15 langspelers) die Joop Visser en Simon Korteweg samensteldenGa naar eind4. Ook in Nederland bestaat soms de behoefte aan een puristische vernederlandsing. Trekker voor tractor (voertuig) is reeds lang in gebruik.
Een derde citaat uit W. Van den Broecks interview willen we nog bespreken. Nadat hij enkele voorbeelden heeft aangehaald van de wijze waarop teksten van Boon zijn vernederlandst en ‘ontkracht’ (zo luidt het) zegt hij: ‘Nederlanders staan bekend als breeddenkend, maar in feite zijn ze op geraffineerde manier chauvinistisch. Steeds weer blijken ze, terwijl hun taal wemelt van de vreemde woorden, bezwaar te hebben tegen het Vlaams. Behalve bij de oude Vlamingen, bij Timmermans en konsoorten, want die behoren tot de folklore. En bij Claus, al is bijvoorbeeld “De Verwondering” in een haast stroef Vlaams geschreven. Claus weet hoever hij het Nederlands moet vervalsen om het Vlaams te doen klinken’. Hier raakt de auteur het interessante verschijnsel aan van de mode opnieuw uitgesproken dialectisch getinte literaire teksten (romans en toneelstukken) te schrijven. Het is natuurlijk het recht van de auteurs een taalvorm te gebruiken die zij goedvinden en persoonlijk het best hanteren. Maar de ‘Vlaamse-taalminnaars’ mogen daar niet op steunen om victorie te kraaien over het zo leefbare Vlaams. Het is alleen een literair verschijnsel dat op zichzelf belangwekkend is en door taalkundigen dient te worden gevolgd. Bij nader toezien blijkt ook hier de moeilijkheid om a.h.w. homogene, Vlaamse teksten te schrijven. Daarvan geven we enkele voorbeelden. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||
Het toneelstuk ‘Bomma’ van Eddy AsselbergsGa naar eind5 is geschreven in een Nederlands met vele Vlaamse woorden en uitgangen, die wijzen op Gent en omgeving. Maar dan gebruikt hij plots ‘dozeke’, terwijl het bedoelde dialect ‘duuzke’ of iets dergelijks gebruikt. De Gentse liedjes van Walter De Buck, meestal geen traditionele volksliedjes maar kleinkunst in dialect, vertonen af en toe vormen die niet tot het Gentse dialect behoren. De Vlaamse auteur Staf Keymeulen publiceert in Avenue literair van januari 1973Ga naar eind6 een overwegend in het Vlaams gesteld kort verhaal ‘Oudervergadering’, waarin o.m. buigingsvormen als ‘den Hoebel’ (ook als onderwerp) en een gemengd gebruik van gij, jij en u in eenzelfde volzin voorkomen. Maar temidden van het vrij goed volgehouden Vlaams duikt het woord ‘leraarskamer’ op, wat zeker niet in de Vlaamse scholen werd gebruikt, wel ‘leraarszaal’, of nog ‘de plug van het nieuwe verlengsnoer’ (dialectisch b.v. fiche). Vele voorbeelden vinden we tenslotte in Louis Paul Boons ‘Pieter Daens’Ga naar eind7. Hij schrijft bewust Vlaams met sterke Aalsterse inslag, maar er is een Hollands sausje bijgegeven. Een paar voorbeelden: Naast het zinnetje ‘Maar de rode betoging waarnaar ik weest kijken was, en ...’ (p. 86) vinden we aldaar meesterknecht, waar hij normaal ‘meestergast’ (b.v. p. 88) gebruikt. Algemeen Nederlands, voor Vlamingen niet zo gewoon, zijn stellig p. 65 (en 68) zondagochtend, p. 70 ziekenfondsen (elders ziekenkas), p. 81 ... waagden allerlei gokken voor ..., p. 88 aan wie dergelijke vondsten verloren waren gegooid, p. 382 welles of nietes, enz. enz. Toch zie ik ook hier een positieve kant. Zowel Nederlanders als Vlamingen, die dit succesrijke boek zullen lezen, worden geconfronteerd met taalgebruik uit een ander deel van het taalgebied. Alweer een kans om beter het Nederlands te leren kennen! Het viel te verwachten dat ook bij W. Van den Broeck het foefje van het gebruik van de vele vreemde woorden zou opduiken! Vlamingen zijn uitermate puristisch als ze hun dialect verlaten, erbinnen echter is het gebruik van bastaardwoorden van Romaanse oorsprong zeer gewoon. Een kroongetuige van het gezonde puristische streven, in het brein van vele Vlamingen althans, is het woordje duimspijkertje voor normaal Nederlands punaise. We hebben het gebruik van beide woorden opnieuw onderzocht en zijn tot volgende bevindingen gekomen. Van Dale 8e druk verklaart punaise v. als ‘1. klein metalen, meest koperen stiftje met grote platte kop, voor het vastzetten van platen, tekeningen, enz.; 2. pen met vierkante kop van roestvrij staal, zoals die | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||
in rijen in het wegdek worden aangebracht als aanwijzing voor het verkeer’. Voor de 2e betekenis spreekt men daarom ook van verkeerspunaises (zie V. Dale p. 2210). | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||
Het ziet ernaar uit dat die uitspraak nog steeds geldig is.
Naast alle verdiensten die de taalzuivering in Vlaanderen met de vaak te scherpe zwart-wittegenstellingen heeft gehad en nog heeft, wordt het nu de hoogste tijd hoofdzakelijk de nadruk te leggen op een betere kennis van de Nederlandse taal bij elkeen die in woord en in geschrifte aan de weg timmert, zoals schoolmensen, de mensen van de communicatiemedia, enz. Daarbij komen in de eerste plaats twee reeksen gevallen op het vlak van de woordenschat in aanmerking. Een eerste reeks bestaat uit voorbeelden van woorden en vormen die de Vlaming bekend zijn, maar die hij in zijn gewone (al dan niet dialektische) taalgebruik kent in een andere betekenis dan in het algemeen Nederlands. We vermelden in alfabetische orde:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||
In de taalzuiverende werkjes vinden we daarbij ook hesp (hieltje van de ham tegenover ham), doch dat berust wellicht op een vergissing in Van Dale p. 788, overgenomen b.v. door J. De Vries Etym. Wdb. 254. In WNT VI (1912) kol. 679 vinden we geen voorbeelden van de betekenis ‘hieltje van de ham’. Ook in de vele geschriften over kookkunst, vleeswaren enz. die we de laatste jaren nakekenGa naar eind11, troffen we hesp in die betekenis niet aan. Pas als de Vlamingen die voor het Nederlands belangstelling hebben, de betekenisverschillen van die woorden zullen kennen, zullen ze die ook gepast kunnen gebruiken in hun gesproken en geschreven Nederlands naargelang van de bestemming van hun gezegden of teksten. Zij dienen dan zelf te oordelen wat ze het best zullen gebruiken of in hun onderwijs leren. Het meest gebruikte of het minder frequente? Persoonlijk kiezen wij steeds voor de vorm die in het normgebied van het Nederlands het vaakst wordt gebruikt, voor zover dat kan worden nagegaan. Ook ‘Hollanders’ (in de strikte zin van het woord) zou men kunnen confronteren met zgn. Vlaams taalgebruik en zo zouden zij ook taalgoed kunnen ontdekken dat hen treft of opvalt. Of is dit nog te utopisch gedacht! Nu onze tweede reeks, nog minder in aantal maar toch voldoende bewijskrachtig. Het zijn woorden die in enkele Vlaamse dialecten normaal worden gebruikt in dezelfde betekenis als in het algemeen Nederlands. Als die Vlamingen echter ABN willen gebruiken, grijpen ze naar een ongewoner woord en vervangen het door een schrijftaalwoord. We vermelden in alfabetische volgorde woorden die in Oostvlaamse dialecten aldus voorkomen en zetten het in Vlaanderen gekozen vervangwoord tussen haakjes.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||
Debrabandere, l.c. signaleert nog Wvl. leiwagen dat overeenkomt met Ndl. luiwagen, in Vlaanderen meestal ‘schuurborstel’Ga naar eind13. In deze tweede reeks treffen we heel wat woorden aan van vreemde oorsprong, die in Vlaamse dialecten zeker worden aanvaard. Dat het gebruik van bastaardwoorden in het Nederlands heel verschillend kan worden beoordeeld, blijkt uit het strenge oordeel in Nu Nog XX (1972) p. 113 over een nieuwe vorming culinairen ‘gasten verzinnen en bereiden hapjes met ingrediënten die de gastvrouw uit kelder en koelkast te voorschijn haalt’, terwijl kokkerellen wel genade vindt. Al die taalvormen in volle ontwikkeling, woorden en uitdrukkingen die komen en gaan, betekenissen die verschuiven enz. behoren tot het levende Nederlands van nu. Dat Nederlands observeren, volgen en bestuderen heeft ons geboeid en heeft ook Prof. Dr. Willem Pée steeds geboeid, aan wie deze bijdrage over een gebied waarop hij zoveel reeds heeft gepresteerd, van harte is opgedragen. Wij wensen hem nog lange jaren levensvreugde om discussiebijdragen over taalzuivering samen te stellen! |
|