Album Willem Pée
(1973)–Willem Pée– Auteursrechtelijk beschermdDe jubilaris aangeboden bij zijn zeventigste verjaardag
[pagina 203]
| |
De naam Pée
| |
[pagina 204]
| |
dat ‘vet, vettige vloeistof’ betekendeGa naar eind2; Nederlands vet gaat op een verwante vorm terug. Het woord behoort bijgevolg tot de Belgische substraattaal. In de woorden en namen uit dit substraat is immers, bij de germanisatie in de 2e eeuw vóór Christus, p normaal niet, anlautende en intervocalische t doorgaans wel verschoven. Voor anlautende t > þ > d cf. bv. Demer (uit Tamara ‘de donkere’, naast Temse uit Gallo-Romeins Tamasiacum met geromaniseerde anlaut, bij een persoonsnaam Tamasios ‘de donkere, nl. van haar’), Dender, Dijle, Doornik. Inlautend t > þ > d bv. in Medele, voormalig bos bij Kortrijk (966 forestum Methela), evenals ± 365 Matilone (oude naam van Roomburg, Leiden) afgeleid van (Belgisch en) Keltisch matu- ‘beer’Ga naar eind3. De namen Pedele > Peel en Medele zijn ook morfologisch parallel: pitula ‘de moerassige (streek)’ naast matula ‘de berige = het berige bos, het berenbos’. Voor niet verschoven p cf. bv. de waternaam Pene en de nederzettingsnamen Pénin en Plouvain (1174 kop. ± 1191 Pelven), beide in het arr. Arras. Dit laatste gaat terug op Belgisch Pelwinio-, bij de persoonsnaam Pelwinios, bij IE. pelwo- ‘vaal’Ga naar eind4, dus ‘de vale, nl. van haar’; hetzelfde woord, met Keltische evolutie, schuilt in de volksnamen Helvii en Helvetii; verwant is Germaans falha-, Nederlands vaal, uit IE. polko-, bv. in de volksnamen Falchovarii en (West)falen. De plaatsnaam Poperinge (877 kop. 961 Pupurningahem), uit Pupurninga haim ‘woning van de lieden van Pupurn’ bevat een voorbeeld van persoonsnaam met onverschoven p: Belgisch Pup-urn-os (met suffix -urn-, cf. Keltisch īsarno- > Germaans īsarna- ‘ijzer’) die, evenals de persoonsnaam Poppo, PoppusGa naar eind5 met geminatie van p, denkelijk verwant is met Latijn pūpus ‘knaapje’, pūpa, puppa ‘meisje’. Een appellatief uit de Belgische substraattaal is bv. poel, uit pōla-, hetgeen een germanisatie is van Belgisch pālo-, beantwoordend aan Grieks pēlos ‘moeras’ en ablautend met Latijn palus ‘moeras’Ga naar eind6. Een ander is pink, het vroegst geattesteerd in de bijnamen 1286 Pinkel te Landrethun-le-Nord en 1298 Pinkelin te Calais (waar in 1298 ook Dumekin voorkomt)Ga naar eind7. Het woord pink, verwant met Germaans fingra-, Nederlands vinger, gaat terug op IE. penkwe ‘vijf’ en betekent dus ‘vijf, de vijfde’. De primitieve mens rekende immers met zijn vingers en tenen (vgl. Frans quatre-vingts) en op dit gebruik gaan de telwoorden in de Indo-Europese talen en in laatste instantie het decimaal stelsel terugGa naar eind8. Oudengels pitha ‘merg van planten’ (Engels pith), Middelnederduits pedic (met suffix -ik) en Middelnederlands pitte ‘boommerg’ | |
[pagina 205]
| |
(Nederlands pit) zijn misschien etymologisch geheel hetzelfde woord als het hier behandelde Pede. De beeknaam Pede betekent dus ‘de moerassige’ en de naam van onze jubilaris klimt, via deze beeknaam, tot de taal van onze Belgische voorouders en bijgevolg tot prehistorische tijden (ten laatste 3e eeuw vóór Christus) op. |
|