Album Willem Pée
(1973)–Willem Pée– Auteursrechtelijk beschermdDe jubilaris aangeboden bij zijn zeventigste verjaardag
[pagina 165]
| |||||||
Zuidnederlands schommelen en Middelnederlands scommelcoc
| |||||||
[pagina 166]
| |||||||
schommelen bestaat, ook al zijn de betekenissen ervan schijnbaar met elkaar onverenigbaar geworden. Op de koop toe blijkt het werkwoord schommelen in de lexicografie en in de taalkundige vakliteratuur aanleiding te geven tot een zekere legendevorming; een reden te meer om een nader onderzoek aan dit verbum te wijden. Wat vooreerst de ‘wetenschappelijke legende’ betreft waarvan schommelen het voorwerp uitmaakt, preciseren wij onmiddellijk: een taaie legende omtrent de vermeende geringe ouderdom van dit woord waarvan op meer dan een plaats te lezen staat dat het pas sinds de 16de eeuw voorkomt, hoewel zulks flagrant onjuist is. Vooraf mogen de feiten voor zichzelf spreken. In Verdams Middelnederlandsch Handwoordenboek, 523 treffen wij als lemma aan:
‘Schommelen, zw. ww. intr. (16de e.). Keukenwerk verrichten, den boel schoonmaken of opknappen’. In overeenstemming hiermee, maar nog veel absoluter stelt M. Verhoeven de datering van het ww. als volgt: ‘Uit al deze gegevens kunnen we de volgende besluiten trekken: schommelen komt zowel bij ons als in Duitsland pas voor in de 16e eeuw. De betekenis is dan nog schuren, schoonmaken, kuisen ...’Ga naar eind1. Uit Duitse werken vernemen wij hetzelfde geluid. Dat bij Grimm, Deutsches Wörterbuch IX, 1997 i.v. Schummeln alweer bevestigd wordt dat de literaire overlevering van dit woord niet verder teruggaat dan tot de 16e eeuw, heeft allicht niet zo veel te betekenen als wij bedenken, dat het betrokken boekdeel reeds van 1899 dateert. Opmerkelijker is echter een gelijkluidende bewering die wij anno 1963 nog aantreffen: ‘Schummeln tritt in der Literatur seit dem 16. Jh. auf’Ga naar eind2. Al kunnen de Duitse geleerden, als zij de 16e eeuw blijven aanhouden als periode waarin het bewuste werkwoord in de geschreven taal opduikt, misschien gelijk hebben wat hun taal zelf betreft, toch staat daar tegenover dat zij steevast en onveranderlijk ook het Nederlands betrekken in hun onderzoek naar schummeln; bijgevolg behoorden zij eveneens rekening te houden met de oudere vindplaatsen van het woord in onze taal. Immers de bewering dat schommelen hoe dan ook uit de 16e eeuw dateert, is gauw weerlegd en dan nog wel met behulp van het monumentale werk van J. Verdam zelf. Het Middelnederlandsch Woordenboek VIII, 630 vermeldt voor Schommelen (scommelen) naast de gegevens uit Kiliaen en Plantijn die wij beneden in extenso meedelen, nog twee bewijsplaatsen ontleend aan de middeleeuwse klucht Drie Daghe Here. | |||||||
[pagina 167]
| |||||||
Omdat de context toch wel sprekend genoeg is, citeren wij die hier iets uitvoeriger. Nadat Jan, de pantoffelachtige hoofdpersoon, van zijn kwade vrouw Bette verkregen heeft dat hij mag ‘wesen here drie daghe lanc, ende dan nemmere’, richt hij zich tot haar in de volgende bewoordingen (vers 198-200): Wey! nu benic doch here van allen.
Hout mine huke! gaet scommelen, scuren!
Waer sijn dese boffers nu, mijn geburen?
Terzelfder tijd verleidt zijn overmoed hem tot deze commentaar (vers 215-222): Ic wil gaen drincken sonder sorghen,
Want al en quamic niet voer morghen,
Mijn wijf die souts wel sijn ghepait.
Si scuert, si scommelt, si spent, si nait,
Ende doet haren orbore binnen huus;
Daer sitsi stilder dan ene muys
Ende doet dbeste dat si mach.
Ic wene, noit man beter wijf en sach.Ga naar eind3
Dat scommelen hier, in verbinding met scuren, gebruikt is in de zin van ‘keukenwerk of enig ander huishoudelijk werk verrichten’ behoeft geen nader betoog. Nu dateert het Hulthemse handschrift waarin ons de oude sotternie Drie Daghe Here overgeleverd is op zijn minst van ca. 1410 en de daarin opgenomen werken worden doorgaans nog enkele decennia ouder geachtGa naar eind4. Er bestaan trouwens goede gronden om aan te nemen dat de bewuste codex in of voor 1374 geschreven isGa naar eind5. Niets belet ons dus scommelen gewoon tot de middeleeuwse, meer bepaald de veertiende-eeuwse woordenschat te rekenen en de veel te jonge datering ‘zestiende-eeuws’ op te geven. Dat scommelen in het Mnl. gebruikelijk was in de betekenis die de dubbele bewijsplaats uit Drie Daghe Here illustreert, wordt nog wel door andere aanwijzingen gestaafd. In zijn stevig gedocumenteerde Geschiedenis van Ninove geeft Dr. H. Vangassen een opsomming van het inwonende dienstpersoneel dat in de 15e eeuw tewerkgesteld was in de belangrijke Abdij van Sint-Cornelis. Ambachtslieden, knechten en meiden vormden in het klooster een gemeenschap van 30 à 35 personen, die in middeleeuwse termen de ‘familie’ genoemd werdGa naar eind6. Aldus behoren tot de keukendienst een kok en een onderkok - die naast ‘ondercoc’ ook ‘scommelcoc’ genoemd wordt - en voorts nog een zo geheten ‘scommelcocxkin’, die het knechtje is van de twee vorigenGa naar eind7. | |||||||
[pagina 168]
| |||||||
De auteur zelf maakt geen aantekening bij deze beroepsnaam, hoewel hij de talrijke archaïstische of moeilijk verstaanbare termen in zijn Geschiedenis min of meer geregeld toelicht in de voetnoten. Als wij alleen voortgaan op de gegevens zoals zij uit het boven aangehaalde verband blijken, dan ontstaat de indruk dat de naam van het ‘scommelcocxkin’ ergens betrekking moet hebben op de bijzonder lage dienstrang die hij bekleedt: hij is immers maar een hulpje in de keuken, ondergeschikt aan de kok en de onderkok. In de praktijk zal het ongetwijfeld waar geweest zijn dat het ‘scommelcocxkin’ zowat ‘de minste dienaar’ in het middeleeuwse keukenbedrijf was; een verklaring voor zijn naam levert die omstandigheid echter niet op. Integendeel moet het ‘scommelcoxkin’ genoemd zijn naar het soort werk dat hij verricht en niet specifiek naar zijn rang. De samenstelling ‘schommelcoc’ is niet opgenomen in het Middelnederlandsch Handwoordenboek, hoewel uit het Middelnederlandsch Woordenboek blijkt, dat zowel Plantijn als Kiliaen ‘schommel-kock’ en ‘schommel-knaep’ kennen, laatstgenoemde daarenboven ook ‘schommel-maertken’. Volgende aanhaling uit de Refereinen van Anna Bijns [ao 1525] verenigt beiden in een verband dat aan duidelijkheid niets te wensen overlaat: Een schommelmaertken, een vuyl pottagye, Gheraeckt ergens aen eenen schommelcockGa naar eind8. Wij plaatsen terwille van de overzichtelijkheid de betekenisomschrijvingen van ‘schommelen’ en de bijbehorende samenstellingen, zoals onze oude lexicografen die geven, even op een rijtje. Daarbij valt op dat al dit materiaal uit de 16e eeuw dateert, wat ongetwijfeld in niet geringe mate bijgedragen heeft tot de vaak herhaalde stelling dat het woord niet ouder zou zijn dan de bewuste eeuw. Zo komt als oudste lexicologische bron met het compositum ‘schommelcock’, het Naembouck van Joos Lambrecht vooraan:
Schommelcock oft vuulcock: TournebrocheGa naar eind9.
Voorts bij Plantijn: Schommelen. Lauer escuelles, escurer, ballier etc. faire le souillon. Culinaria opera facere, mediastinum agere. schommelknaep / schommelkock. Souillon, seruiteur à faire toutes choses viles. Mediastinus, sordidulusGa naar eind10.
Tenslotte bij Kiliaen: schommelen. Culinaria opera facere, agere mediastinum, despumare carnes, pisces, etc. lauare scutellas, expurgare supellectilem culinariam. | |||||||
[pagina 169]
| |||||||
schommel-kock / schommel-knaep. Mediastinus, lixa, seruulus coquinarius, seruus sordidulus, abiectus in culina minister: focarius. schommel-maertken. Seruula sordidulaGa naar eind11.
In het WNT XIV, 792 wordt het verbum in de betekenis die ons hier bezighoudt gescheiden van het algemeen bekende schommelen, d.i. ‘(zich) heen en weer bewegen’ en als Schommelen (II) apart behandeld, met de localisering: ‘Thans alleen in Zuid-Nederland’. Tevens zijn voor het woord twee bekentenissen opgegeven: enerzijds ‘schoonmaken’, anderzijds ‘ruw huiswerk en vooral keukenwerk verrichten’Ga naar eind12. Eigenaardig is het schommelen in de handwoordenboeken vergaan. Bij Van Dale (8e druk) wordt een Zuidnederlands Schommelen II behandeld, zoals in het WNT. Daartegenover vermeldt Verschueren (3e druk) de betekenis ‘schoonmaak houden’ gewoon onder het enige lemma schommelen dat hij opneemt; van enige beperkende toevoeging in de zin van Zuidnederlands, streektaal of iets dergelijks is bij hem geen spoor te bekennen. Bij Koenen-Endepols (26e druk) ontbreekt echter onder schommelen de betekenis ‘schoonmaak houden’ helemaal en dezelfde opmerking geldt voor het Winkler Prins Woordenboek. Deze dubbele omissie schijnt er wel op te wijzen dat sommige hedendaagse lexicografen het woord in de opvatting van ‘schoonmaken’ niet langer ervaren als behorend tot de taal die in een algemeen woordenboek aan bod behoort te komen. Blijkbaar werd daar door hun voorgangers toch anders over gedacht: ook P. Weiland neemt in het vierde deel (anno 1829) van zijn Beknopt Nederduitsch Taalkundig Woordenboek onder Schommelen eveneens de volgende betekenis op: ‘Verder, ten ruigste schoon maken: wij zijn zoo wat aan 't schommelen.’ Wat de neerslag van het woord in de Zuidnederlandse idiotica betreft, krijgen wij het volgende beeld. Voor West-Vlaanderen documenteert De Bo, 868 het ww. schommelen in de zin van ‘schoonmaken’. Het voorbeeld dat hij daarbij opgeeft luidt als volgt: ‘Ik ga mijnen vriend bezoeken terwijl men het huis schommelt’. Ook in Gezelles Loquela, 434 komt het woord voor, evenwel in een andere betekenis, genoteerd te Elverdinge: ‘Diefsgewijs b.v. koopen en wegsteken’. Dit stemt vrijwel overeen met de opvatting waarin de moderne Duitse omgangstaal eveneens schummeln gebruikt: nicht ganz ehrlich arbeiten, leicht betrügenGa naar eind13. Blijkens Ghijsen, 844 is schommele(n) in Zeeland bekend in de zin van ‘druk bezig zijn (i.h. huishouden)’, hoewel het ww. er zelden gehoord wordt, behalve in de uitdrukking schu:re(n) en schommele(n). Hetzelfde woordpaar in een zelfde verband gebruikt vermeldt Joos, 580 | |||||||
[pagina 170]
| |||||||
voor het Waasland: ‘Die vrouw zou gedurig schommelen en schuren’. Ook bij Cornelissen-Vervliet, 1085 wordt schommelen omschreven als ‘schoonmaken, reinigen, schuren en schrobben’; de opgegeven voorbeelden zijn duidelijk genoeg: ‘In 'en huishouwen moet er veul geschuurd en geschommeld wörren. Die meid schommelt den heelen dag.’ Nog steeds als een huis-en-keuken-woord gelocaliseerd in ‘Vlaanderen’, treffen wij schommelen aan bij Schuermans, Bijvoegsel, 289; de betekenis luidt alweer: ‘Schoonmaken, zuiveren, kuischen.’ Daartegenover noteert Schuermans, 594 het ww. eveneens als een boerenterm: ‘Schommelen, de koeien voederen.’ Een aantekening die daar op volgt, wekt het vermoeden dat deze betekenis voor de Kempen geldt. Het voorafgaande overzicht van wat wij betreffende Schommelen II uit de Zuidnederlandse idiotica kunnen opmaken, mag geen twijfel laten ontstaan omtrent het feit dat dit werkwoord in de huidige volkstaal regressief is en vaak als een relict voortleeft. De vermelding van schommelen in een negentiende-eeuws idioticon betekent nog geenszins dat het woord algemeen bekend is of was in het gebied waarop dat idioticon in theorie betrekking heeft. Als een welgekomen aanvulling bij het materiaal uit de dialectwoordenboeken, deelt Dr. J. Goossens voor het oosten van Zuid-Nederland belangwekkende gegevens mee, die van een moderne enquête afkomstig zijn. Hij constateert in Belgisch-Limburg twee verspreidingsgebieden waar het woord nog leeft, telkens in een duidelijk onderscheiden opvatting:
Veel meer dan wat tot nog toe uiteengezet is, kunnen wij aan de hand van het Nederlandse materiaal betreffende het ww. schommelen in zijn Zuidnederlandse betekenisopvatting niet achterhalen. Wij moeten thans tot een besluit komen, in de hoop dat vroeg of laat een grondiger onderzoek waarbij ook de Duitse verba schummeln en schumpeln systematisch betrokken worden, meer licht laat schijnen dan wij voorlopig kunnen brengen. Maar twee niet onbelangrijke punten mogen reeds bij de huidige stand van onze kennis met nadruk gereleveerd worden. | |||||||
[pagina 171]
| |||||||
Het is onjuist te beweren dat schommelen pas uit de 16e eeuw dateert; het woord moet integendeel gewoon als Middelnederlands beschouwd worden. Uitgaande van de Nederlandse vormen en betekenissen bestaat er weinig aanleiding om, zoals in het WNT gebeurd is, een kunstmatig aandoende splitsing te aanvaarden tussen Schommelen I (dit moet dan vooral het woord in zijn algemeen Nederlandse betekenissen zijn) en Schommelen II (wat dan het woord in de Zuidnederlandse opvatting is). In feite mogen beide woorden identiek geacht worden. Om de hele waaier van betekenissen ervan te verklaren, volstaat het waarschijnlijk uit te gaan van een oorspronkelijke, hoewel gepostuleerde opvatting die W. Foerste omschrijft als *‘schnell hin und her bewegen’Ga naar eind15. |
|