Album Willem Pée
(1973)–Willem Pée– Auteursrechtelijk beschermdDe jubilaris aangeboden bij zijn zeventigste verjaardag
[pagina 89]
| |
De Kortrijkse t-apokope in oude teksten
De t-apokope is nog altijd hét typische kenmerk van het Kortrijkse dialekt. De taal van de Kortrijkzaan wordt daarom wel 'ns nagebootst met het bekende sjibbolet: [jə′gɔː mae senən′uː zenən ′onɔdə′ pɔs], d.w.z. ‘hij gaat met zijn hoed en zijn hond naar de post’. Dit verschijnsel werd beschreven en gedateerd door VauterinGa naar eind1. We vatten vereenvoudigend samen: De t valt weg in de auslant van een lange sillabe, b.v. [uː / ɛl / ɑn / lɑts / uːs / twɔːj] ‘hoed, helft, hand, laatst, hoest (zn.), 't waait’. De t wordt niet geapokopeerd na korte klinker + r, b.v. [kɔrt / mɑrt] ‘kort, markt’ en ook niet op het einde van een doffe sillabe, b.v. (h)onderd, wikkelt, 't regent, asemt, bezigt. Vauterin situeert de apokope van de t tenslotte in de middelperiode van het Kortrijks.
| |
[pagina 90]
| |
Lauwe 1394: van Saren Svoeghs (nr. 2158); Sint-Denijs 1395: van Janen Remerechs (tegenover Reymerechts in Kortrijk-Buiten in 1398; nr. 1658); Kortrijk 1397 ad domum quondam Oliveri Busvels = 1399 a Olivier de Busvelt (nr. 356); Harelbeke 1398: Zegher de Broebackere (nr. 314); Kortrijk-Buiten 1398: de ver Sare wedewe Rogiers Hoelvoets ... de Bette Hoelvoes f. Roegers, de Belle Hoelvoefs (sic) f. Roegers (nr. 753); Moen 1398: Beelle Skins (tegenover 1382 Daniel Tkint: nr. 971); Zwevezele 1398: Wedewe Jans van Oesthouke ... Roeger van Oeshouke (nr. 1461); Wakken 1398: Jan Ratevel, 1382 Daniel Ratevelt (nr 1651); Pittem 1398: Jan Robbrechs (nr. 1702); Lauwe, 1398 Bette Svochs, Pieter de Voecht (nr. 2158); Kortrijk 1418-24: Reynnier de Baermakere = 1423 Reinkin de BaertmakereGa naar eind12. We herkennen hier de Kortrijkse woorden [bruɔ / pruɔs / uɔf / voːx / vaeːl / vuː / ken / uɔs / rɔbraeːx / bɔːr] voor ‘brood, proost, hoofd, veld (ook vel), kind, oost, Robrecht, baard’. Hoewel al deze woorden een ekwivalent met t-akopope in het huidige Kortrijks hebben, valt het op dat in heel wat van onze voorbeelden de t precies voor een s wegviel, zodat we in gevallen als hanscoe, Skins Robbrechs in de onzekerheid zijn, of we met t-apokope of met assimilatie ts/s te maken hebben. Duidelijker voorbeelden van assimilatie zijn: 1368 van Hannekin haren ousten zone (V fo 6); 1374 an alt ghereeste ende baerblikenste goet (V fo 25 vo); 1385 Willekin van den Dale van Curtrike ... dat hi ghequest soude hebben enen Ghiselin den BrauwereGa naar eind13. Vreemd is wel de spelling onder voor ‘honderd’, aangezien in deze positie normaal geen apokope plaatsvindt: 1323 om ondert pont groeter Tornoyse, van den welken onder ponden groeten; 1340 drie onder ende virtichGa naar eind14. Een paragogische - blijkbaar hyperkorrekte - t treffen we aan in: Kortrijk 1366: Jhan Damant, voor Damman (Psnn. K.K. 37)Ga naar eind15; Wingene 1398: Jan van der Banct, (i.p.v. Banc, Psnn. K.K. nr. 95). Maar bevreemdend is weer de paragogische t in Pauwelst, aangezien in deze positie gewoonlijk geen apokope zou optreden: Rollegem 1398: Sare Pauwels = Sare Pauwelst (Psnn. K.K. nr 1528); Rollegem 1398: Pauwelst de Turc (Psnn. K.K. nr. 2082). Nog moeilijker te interpreteren is de t in de verbindingen rts i.p.v. rs en nts i.p.v. ns. Is het een hyperkorrekte t, te verklaren door het apokopeverschijnsel? Of is het regressie ten opzichte van de assimilatie ts/s? Of moeten we deze t beschouwen als ‘segmentatie van n en dentale r voor volgende fricatieve dentaal’, zoals Van LoeyGa naar eind16 meent? | |
[pagina 91]
| |
Van deze onetymologische t vinden we talrijke voorbeelden in onze 14de-eeuwse tekstenGa naar eind17:
Uit Psnn. K.K.: Kortrijk 1377 Griele Dammants cateile = 1368 Meggriete Sdammans (nr. 37); Kortrijk 1390: Mathijs Beidemants kindere = 1396 Mathijs Beidemans kinderen (nr. 134); Kortrijk 1397: Olivier Danints = Olivier Danins (nr. 380); Aarsele 1395: van Betricen Hugheleerts, 1398 Katheline Huguelaers (nr. 791); Ingelmunster 1398: Griele Mierts (vgl. Kanegem 1398: wedewe Kerstiaen Miers, d.w.z. de weduwe van Kerstiaen Miere) (nr. 1351); Ingelmunster 1398: Aernoud Odevare, Peroene Odevarts, Maye Odevaerts, Trise Odevaerts, 1399 van Trisen Odevaers (nr. 1448). Uit het register van de Vierschaar: 1377: iiii ellen wit lakents wert wesende iii lb. par. (V fo 29 vo); up Trise Impints (V fo 30); Beele Yweints (V fo 30); Willem Toenints weduwe (V fo 30); 1377 dat Lievints sweghere (V fo 31 vo); ten ende van ... Mersiaents pachte te haelne ... vermet hem up Jhan Fierints dat hi (V fo 33 vo); Jane Leynts (V fo 52); up Jhan Oviints cateile (V fo 87 vo); up Simoen Crommelints cateile (V fo 87 vo); Rugger de Coepman, Mergriete Scoepmants (V fo 51 vo); Simoen de Queyntselare (V f 34); 1378: v ellen lakents (V fo 37); Jhan Coppints cateile (V fo 89); up Floreins Heilensoents cateile (V fo 89). Al zijn niet al de bovengenoemde voorbeelden even bewijskrachtig als attestaties van de t-apokope, toch blijkt die in de oude teksten sporen te hebben nagelaten. Vauterin o.c. vindt het dan ook merkwaardig ‘dat een zo oud verschijnsel geografisch zo beperkt gebleven is, aangezien het enkel voorkomt in Kortrijk en onmiddellijke omgeving’. Aangezien ook elders voorbeelden van t-apokope en paragoge in oude teksten aangetroffen werden, kunnen we ons de vraag stellen of het Kortrijkse apokopegebied niet een reliktgebied is. ‘In het Limburgs verdwijnt auslaut-t na ch, f, p’, vernemen we bij Van LoeyGa naar eind17 (§ 114 d.), al voegt hij er nog een paar voorbeelden aan toe uit Brugge (1303) en Ieper (1325). Volgens JacobsGa naar eind18 is de t-apokope ‘niet zeldzaam achter ch, f, s, r’. We citeren enkele voorbeelden: honder (Brugge 1284), ghewroch (Brugge 1336), voorhoef (Hazebroek 1336), bastaer (Brugge 1379-80), vercoch (Brugge 1380), slich (Brugge 1382-83), nach (Brugge 1383-84). HoebekeGa naar eind19 noteert dit verschijnsel ook in Oudenaardse bronnen: ‘Apocope van auslauts-t treedt enkele keren op, vooral na [x]’ en geeft o.m. de volgende voorbeelden: 1317-27 ghecoch, 1415 weech al tijser, 1419 ghebesich, 1433 bruloch, 1437 verwroch, na 1400 vercnoch, vernouch, ± 1490 biechvare, 1428 moe ‘moet’, 1415 | |
[pagina 92]
| |
ghereken. Ook in het 16de-eeuwse Brugs van Willem Weydts ontdekte WillemynsGa naar eind20 voorbeelden van t-apokope en nog meer van t-paragoge. In het laat-Middelnederlandse keurboek van Wervik ontdekte VermeerschGa naar eind21 geen voorbeelden van t-apokope: ‘Nochtans is in het hedendaagse Wervikse dialect deze apocope zeer regelmatig, en één van de karakteristieke trekken te noemen’. Dit lijkt er ons toch allemaal op te wijzen dat de t-apokope ooit in een geografisch veel ruimer gebied verspreid was, zodat het Kortrijkse in dit opzicht wellicht een reliktgebied genoemd kan worden. We menen zelfs dat dit Zuidnederlandse t-apokopegebied bij het aangrenzende gebied van de Franse t-apokope aansluit. Ook in het Frans is de apokope al heel oudGa naar eind22. Zelfs in Kortrijkse bronnen vonden we voorbeelden van hyperkorrekte t, of van auslaut-t vervangen door een eveneens hyperkorrekte s. In 1269: que jou ... ai vendut a Aalis ... devantdis ... cis jugemens ... par le jugementGa naar eind23; 1275 n.s.: devant dis ... devant dit ... Jehan Davis (= Davit)Ga naar eind24. Gemeenschappelijke klankverschijnselen aan weerszijden van de taalgrens zijn trouwens niet zo zeldzaam. Van GinnekenGa naar eind25 wees al op het voorkomen van parallelle taalverschijnselen in twee aangrenzende maar anderstalige gebieden, b.v. Leuvens en Waals-Brabants [pjəd] voor resp. ‘peerd, paard’ en ‘perdre’; het stemloos worden van eindmedeklinkers zowel in het Nederlands als in het Waals en het Pikardisch. GrootaersGa naar eind26 heeft aangetoond hoe de westelijke grens van het gebied met aangeblazen h zowel voor de Nederlandse (Brabant, Limburg) als Waalse dialekten maar één grenslijn vormt, die dwars door de taalgrens loopt. Ook WeijnenGa naar eind27 wees op gevallen van fonetische overeenkomst aan weerszijden van de taalgrens. We vatten onze stelling als volgt samen: de Kortrijkse t-apokope is al heel oud en blijkt bijgevolg uit 14de-eeuwse teksten; het Kortrijkse apokopegebied (met o.m. Harelbeke, Wervik) is een reliktgebied; het Vlaamse apokopegebied sluit aan bij het Romaanse.
Brugge. |
|