De psalmen Davids
(1663)–Aernout van Overbeke– AuteursrechtvrijStem: O Heere Godt u Godtlijck Woordt, &c.
WAer toe mijn ziel soo seer bedroeft?
Godt helpt doch op het leste,
Met sijnen troost, dien ghy behoeft,
Wacht hy tot uwen beste,
De tegenspoet // Is somtijdts goet
't Is nut eens wat te lijden,
Wie Godt vertrouwt // Heeft wel gebouwt
Hy sal u wel bevryden.
| |
[pagina 665]
| |
2. Dat bleeck aen Iacobs Soon wel eer,
Aen Ioseph sijn Verkooren,
Aen David, Iob, en and're meer,
Die hy niet liet verlooren,
Hy wilde niet // Dat haer verdriet
Of hartseer souw verdrucken;
Wie Godt vertrouwt // Heeft wel gebouwt,
't Sal hem in alles lucken.
3. Wat kan my schaden Hel of Doodt?
Wat Satan? Wat mijn sonden?
Mijn Heer heeft haer van macht ontbloot,
En door sijn doodt verslonden,
Door hem ben ick // Nu buyten schrick
Hy doet my veyligh woonen;
Wie Godt vertrouwt // Heeft wel gebouwt,
Godt sal hem rijck'lijck loonen.
4. Of my de werelt quam tot spot
Met trotsch gelaet verwijten
Dat ick verlaten was van Godt,
Ick sal haer smalen slijten
Door mijn gedult // Want Heer ghy sult
Altoos mijn Harder wesen;
Wie Godt vertrouwt // Heeft wel gebouwt,
Hy heeft geen smaet te vreesen.
5. Al scheen het dat my Godt verliet
En niet van my wouw weten,
Al achte my de werelt niet,
Al lagh ick als versmeten,
Ick weet gewis // Dat het Godt is
Onmoog'lijck my te haten;
Wie Godt vertrouwt // Heeft wel gebouwt,
Hy vindt sich noyt verlaten.
| |
[pagina 666]
| |
6. Weest dan mijn ziel in Godt verblijdt,
Hoopt op hem t'allen tijden,
Ghy sult als ghy vervolging lijdt,
Niet slibberen, noch glijden
Van 't rechte spoor // Want Godt heeft door
Sijn Soon u uytverkooren;
Wie Godt vertrouwt // Heeft wel gebouwt,
Sijn hoop gaet noyt verlooren.
7. Op waerheyt is sijn Woordt gegront
Dat nimmer heeft geloogen,
Men vint niet dat sijn heyl'ge mont
Oyt yemandt heeft bedrogen,
Godt seyt ick sal // De Vromen all'
Mijn hooghste vrede geven;
Wie Godt vertrouwt // Heeft wel gebouwt,
Hy sal in vreughde leven.
8. Wie hulp van menschen handen soeckt,
En niet by Godt den Heere,
Is goddeloos, verfoeyt, vervloeckt,
Want Godt behoort dees' eere,
Die ons alleen // Weer helpt ter been
In Iesus Christus name;
Wie Godt vertrouwt // Heeft wel gebouwt,
Ten eeuw'gen leven, Amen.
|
|