De psalmen Davids
(1663)–Aernout van Overbeke– Auteursrechtvrij
[pagina 412]
| |
Let om uw' Waerheyt op mijn klacht,
Mijn Godt, om uw' gerechtigheden,
Verhoor mijn droevige gebeden
2. Gaet in 't gericht niet met uw' knecht,
Want wie is gevonden
Suyver sonder sonden?
Geen mensch leeft voor uw' oogh oprecht,
Dies steun' ick niet op eygen wercken,
Maer uw' gena moet my verstercken.
3. Mijn vyant sit my op de hiel,
En wil sonder reden
My den neck vertreden,
Sijn wreede handt verplet mijn' ziel,
En leyt my in de duysternissen
Als dooden die het leven missen.
4. Dies ben ich droevigh in mijn geest,
Mijn hert is vol vreesen,
'k Denck hoe ghy voor desen
Wel mijn Verlosser zijt geweest,
Hoe ghy my in mijn noot quamt stercken,
'k Spreeck by my selfs van uwe wercken.
5. Mijn ziel is dorstigh en benauwt,
Als de dorre landen
Die van drooghte branden
En wachten tot het 's morgens dauwt;
| |
[pagina 413]
| |
Ick kom tot u mijn' handen heffen
Om 't jammer dat mijn ziel komt treffen.
6. Heer geeft my hastelijck gehoor
Of mijn ziel en leven
Sullen my begeven,
Toont uw gesicht of ick versmoor
En werd' door al te sware qualen
Gelijck die in de kuylen dalen.
7. Heer laet my als de Morgenstont
Wert op 't nieuws herbooren
Vwe goetheyt hooren,
Want ick vertrouw op uw' verbont,
Heer wilt voor my uw' wegh niet swijgen
Dewijl mijn ziel tot u komt stijgen.
8. Verlost my uyt des vyands net,
Treck my uyt sijn kuylen,
Wijl ick by u schuyle,
Leert my oprecht zijn naer uw' Wet;
Ghy zijt mijn Godt, laet uwe handen
My voeren op de effe landen.
9. O Godt geef my het leven weer
Om uw's names wille,
Voert my op het stille,
Dat sich benauwtheyt van my keer';
O Heer om uw' gerechtigheden
Stelt mijne ziel in rust en vrede.
10. Om uwe goedertierentheyt
Slaet al mijn vyanden,
Maeck haer doen tot schanden,
Bespot haer aenslagh en beleyt;
| |
[pagina 414]
| |
Vervolgh die mijne ziel najagen,
En lost uw' Knecht uyt dese plagen.
|
|