De psalmen Davids(1663)–Aernout van Overbeke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Psalm LXXVII. Beschrijvinge van de aenvechtinge der Vromen over de ontreckinge van de gunstige tegenwoordigheyt Godts voor een tijdt, beneven oprechtinge der selven door betrachtinge van Godts beloften en voorgaende weldaden. Op de wijsen by den 1 Psalm aengewesen. ICk heb mijn stem tot Godt gewendt, Hy neyght tot my sijn' ooren, Ick socht den Heer wanneer ellend' My was ten deel beschooren, 'k Lagh met mijn handen uytgestreckt Wanneer de nacht het all' bedeckt, 't Hert wou geen Trooster hooren. 2. 't En bate niet wat dat ick dee, Wanneer dat mijn gedachten Om Godt te dencken waren ree, Soo berst' ick uyt in klachten, Het hertseer dat my overviel [pagina 225] [p. 225] Dat overstolpte mijne ziel, Ick waeckte gansche nachten. 3. Mijn lippen waren sonder spraeck Den tijdt, soo lang verleden In mijne jeucht, bedacht ick vaeck, Oock hoe ick plagh te treden Mijn Harp van blijdschap in mijn handt, Hoe dat ick song uw' lof door 't landt Dat 't klonck door alle Steden. 4. Ick sprack, sal Godt dan nimmermeer My weder gunst betoonen? Sal hy my na mijn droefheyt weer Niet met genade kroonen? Houdt uwe goetheyt op, o Heer? En denckt ghy om 't verbondt niet meer Gemaeckt met Iacobs Soonen? 5. Is Godt dan soo verstoort, dat hy Het goetdoen heeft vergeten, En sijn genadens-deur voor my In gramschap toegesmeten? Selah. Daer na soo sprack ick, Godt is goet, Dit haest verandert suur in soet, En helpt eer dat wy 't weten. 6. Ick sal des Heeren groote daen Soo lang ick leef betrachten, Sijn wond'ren sullen altoos staen Geprent in mijn gedachten, De tijdt, hoe lang, en sal my niet Vergeten doen, 't geen is geschiet Aen Israëls Geslachten. 7. Men siet uw' grootheyt als men tot [pagina 226] [p. 226] Vw' Heyligdom komt treden; Wie is 'er uw's gelijck een Godt In macht en heerlijckheden? Vw' wonderen zijn sonder endt, Vw' naem is over al bekent In aller Heyd'nen Steden. 8. Vw' handt was Iacobs toeverlaet In 't hardste van sijn lijden, Vw' stercken arm quam Iosephs Zaedt Van slaverny bevrijden, De wat'ren sagen u met schrick, En vlooden in een oogenblick Voor uwe macht ter zijden. 9. De Wolcken gooten water uyt Met ysselijcke donder, Daer ghy met schrickelijck geluyt Schoot uwe pylen onder, Vw' Blixem trof de gansche aerdt, Al wat 'er leefde wierd vervaert Door 't vreesselijcke wonder. 10. Ghy hebt uw' wegh genomen Heer Door 't midden van de baren, Alwaer geen stappen van u meer Daer na te vinden waren: Door Aärons en Moyses handt, Gelijck een kudde door het landt, Hebt ghy geleydt uw' Scharen. 1. Gloria. Vorige Volgende