De psalmen Davids(1663)–Aernout van Overbeke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] Psalm XXXI. Na de Oude Compositie. Oock op de Wijsen van den 54. en 80. oud. comp. Psalm. IN u hebb' ick gehoopt mijn Heer, Geen schand bezoedele mijn eer, Maer help my in mijn lijden, En swaer verdriet // Op dat sich niet Mijn vyanden verblijden. 2. Verleent my een genadigh oor, Dat vlijtigh na mijn bidden hoor, Och wilt my niet verlaten In dese noodt // Van hulp ontbloot Tot spot van die my haten. 3. Ghy zijt mijn Scherm-Heer, ick uw kint, Dat sich nu in benauwtheyt vindt Door's vyands loose lagen, Staet op mijn zy // Om mijn party Met moed te rugh te jagen. 4. Ghy zijt mijn sterckt' en steenrotz, Godt Mijn schilt, mijn kracht, mijn troost, mijn slot, Mijn hulp, mijn heyl, mijn leven, Mijn vaste wal // In noodt, en al [pagina 90] [p. 90] Wat my komt wederstreven. 5. De werelt vloeckt my quaet, op quaet, Met leugens, en met laster-praet, Komt sy mijn naem bevlecken; Maer laets' het doen // In al dit woen Sal my uw' handt bedecken. 6. Mijn Geest, en wat my leven doet, Beveel ick Heer in uw behoedt Verlost my van de quaden Mijn Godt, en send // In dit ellend Aen my, uw knecht, genade. 7. Lof, eer, zy in der eeuwigheyt Godt Vader, Soon, en Geest geseyt, Ter eeren van sijn name, O groote Godt // Dit zy het slot Van 't geen wy bidden, Amen. Vorige Volgende