Beschrijvinge der stad Leyden (fragment)
(1641)–Jan Jansz. Orlers– Auteursrechtvrij16. De Ontsettinghe van Leyden van God door wint ende water ghevordert: Boysot treckt naer de Kerckwech, ende neemt die in: Verhael van eenige Schermutselingen tusschen beyde de Legers.De ellende ende 'tverdriet der Burgheren aldus ten deele verhaelt hebbende: laet ons dan wederomme comen tot den Admirael Boysot ende des Princen Leger. Het lange vertoeven in de Noort-aa en was geen noot, waert sake dat daer versekertheyt hadde geweest dat die van Leyden langer den hongher hadden mogen tegenstaen. De Prince ende Overste zijns Legers wisten wel hoe naerder den Winter hoe meer waters. Den selfden Oversten was oock wel bekent dat sy tusschen Zoeterwoude ende het Huys te Zwieten door moesten, twelck den Vyant oock niet onbekent en was, want hy alle zijn Wacht daer omtrent hadde. Middelertijt warender vele die achteden datmen versoecken soude uyt de Zoetermeyrsche Meyr, nae den Stompwijckschen wech te trecken, twelck op een nacht geschiede, dan te vergeefs, want de slooten liepen al over dweers, oock hadden de Spangiaerts aldaer heure Wacht. De Papisten hadden inden Rhijn tot Leyderdorp oock vijf groote | |
[pagina 529]
| |
Galeyen, ende maeckten veel schepen toe, doch en consten gheen volck daer op crijgen. Alsoo dat door alle de voorverhaelde saecken, inde oogen der Menschen, onmogelicken scheen, de Stadt Leyden op die wijse te mogen ontsetten ende te victailieren, ende dat alle moeyten ende kosten om tselvige ontset te vorderen, te vergeefs ende ydel was. Ga naar margenoot*Maer als nu de saken aldus elendichlick stonden, heeft de Almachtige God, Heere der Heyrscharen, wiens Name een Noot-helper is, die de zijne ter rechter tijt bystaet, ende zijne barmherticheyt in tijt der noot sendet, ghelijck den reghen ter rechter tijt comt als het drooghe is: Die de nederighe ende verslagene van herten verhoort, den bedroefden helpt, moede sielen verquickt, ende den hongerigen als een God Schadai (daer het alles de volheyt af heeft wat levendich is) sijn handt opdoende versadiget: Die oock altijt op het ongesienste, wanneer dat alle menschelicke hulpe ende bystandt uyt is, wilt wercken, op dat sijnder hoochste Majesteyt, ende geen menschen cracht noch ghewelt, de eere die hem alleen toecomt, toegheschreven en soude worden. Dese (segh ick) heeft de selfde cracht vertoont (hoewel op een ander wijse) waer door hy de Kinderen Israels van Pharaonis tyrannighe handt verlossede. Ga naar margenoot*Ende sant sijne Boden ende Posten uyt, namelick de Winden ende Stormen, ende liet de selfde blasen, ende de wateren verspreyden op wonderbaerlicker wijse: Want juyst met den spring-vloet heeft sijn crachtige hant, den wint eerst stormende uyt den Noort-westen ghesonden, die het water 'twelck afgheloopen was, weder in het Landt bracht, ende daer na een Suyt-Westen windt gesonden, welcke het selfde na Leyden dreef, soo dat des Princen volck, die te vooren maer 9. duym waters en hadden, nu 28. duym cregen, ende ghenoech hadden om eerstmale over het hooge Landt voor den Kerckwech te comen, daer tselve verordent was, doch soo hun noch wat waters daer comende, mocht ontbreken, uyt elck Schip 10. of 12. Mans te springhen, om alsoo de Schepen te lichten ende voorts te heffen, omme also over den Kerckwegh te geraken: Achtervolgende dit besluyt hebben zy tusschen den 1. ende 2. Octobris, te weten, den nacht voor den Saterdagh, na dat sy met ettelicke Galeyen eenen loosen alarm na den Stompwijcker wegh gemaeckt hadden, den voorsz. Kerckwech op dese wijse aengevallen. Ga naar margenoot*De aentreckende Schips-slach-ordene van des Princen Galleyen, over dit voorsz. hooge watervelt was op dese wijse gestelt. De Admiralen van Vlissinghen ende Zierickzee hadden elcx achter hun 25. Galleyen, ende verspreyden hun als twee vleugelen. De Admirael Boysot aen de slinckerhandt na Zoeterwoude, om dat men achtede dat des Vyandts meeste ghewelt daer was, hy hadde by hem den Colonel La Garde. Den Admirael van Zierickzee, met den Heere van Citadelle, Bultran, Capiteyn Pauwels, Durant, ende andere: De Vice-Admirael met den Heere van Noeles, den Heere van Cornes ende Bouchart, de | |
[pagina 530]
| |
Capiteynen Herri ende Grenu, aende rechte hant aen de zijde van Swieten, Philippus van Assaliers, Commissaris Generael over de Artillerie ende munitie van Oorloghen, was verordent te blijven met het grof gheschut, ende 8. oft 10. Galeyen op de Noort-Aa, om de victualie te bewaren, die daer blijven soude ter tijdt toe dat de voorsz. Admiralen, Meesters vanden voornoemden Kerckwegh waeren, ende als dan souden sy volgen, ende die van Soeterwoude dapperlick groeten met het grof geschut, twelck op die tijt als sy daer naerder by quamen, geladen was met cleyne sacxkens vol looden, in elck sacxken 300. konstich geleyt, om te verspreyden inde menichte des volcks. Dit aldus alles verordent zijnde, begost de voorschreven Schip-slach-ordene omtrent middernacht, tusschen den eersten ende tweeden Octobris te trecken, vanden anderen verspreyt soo verde alsmen met een roer bereycken mocht, ende hadden int midden 18. oft 20. Schuyten met Pioniers, Schans-korven, tackbossen ende zoyen, om zo haest als het mogelick was hun op den zelfden wech te beschanssen. De Spangiaerden hadden op desen Kerckwech, sodanigen stercken Schaerwacht gestelt in cleyne schuytkens, dat de selfde wel een geheele Wacht verstrecken mochten. Dese riepen wel als des Admiraels Schepen aen quamen: Wie daer, wie daer, dan sy en cregen geen antwoorde, ter tijdt toe dat des Admiraels schepen binnen scheuts waren, daer na lichtede hun der Admiralen Schepen zo toe, ende donderden met heur grof geschut daer so onder, dat den duysteren nacht scheen dach te zijn. Dese Schaerwacht schoot wel eenige scheuten met Calibers, Musquetten ende cleyne stucxkens, dan verlieten heur schuyten, ende namen de wijck soetkens al schietende, tot dat zy by heur Wacht quamen, die op elcken hoeck vanden wech beschanst waren. Ga naar margenoot*Dese quamen van beyde zijden dapper uyt ende schooten seer fellick met Musquetten op des Princen volck: dan daer wert vanden Zeelanders zulcken hagel-gheschut onder gheset, dat zy met groot verlies van volcke buckende nae heur Schanssen moesten wijcken, ende lieten alleenlick een weynich volcx die schermutselden, diet nochtans niet lange en hielen: Want de Francoysche Capiteynen La Garde, Bultran, ende Bouchart begaven hun op den wech, ende beschansten hun aen de Soeterwousche zijde. Grenu, Ladriere, ende andere aen de rechte hant. Terwijle sy hun nu onverhindert voor den dach beschansten, hebben de Zeelanders uyt heur Schepen dapper geschoten op die van Zoeterwoude, voornamelick daer zy vyer oft licht zagen, ende schoten ooc den brant in zommighe huysen: De Bootsgezellen ende Francoysen die opt Lant waren, staken oock sommige in brant. De voorschreven Capiteynen vande schermutselinge aen beyde zijden comende, stroyden den wech over al vol voet-angelen, op dat de Vyant eens van desen wech afghedreven zijnde, niet en zoude moghen wederkeeren. Als nu des Princen volck den Kerckwech aldus inghenomen had- | |
[pagina 531]
| |
den, ende wel beschanst was, ende Wacht daer op ghestelt, hebben sy den zelfden tot drie plaetsen doorgesteecken, om de Galeyen daer door te laten, ende wert middelertijt de victualie die ontrent hondert Schepen sterck was gehaelt, ende quamen al te samen over, behalven twee die uyt de gemeyne Vaert gedwaelt, ende op het droge gekomen zijnde, inder Vyanden handen quamen. Ga naar margenoot*Het is waerdich aen te mercken dat in alsoodanighen dapperen daet, voor der Vyanden ooghen ende int midden van heur groote gheweldt gheschiet, des Princen volck maer vijf oft zes Mans en verlooren. |
|