wel in-staat wezen zouden 'n examen afteleggen als hulponderwyzer, toen de
jongen van den pasteibakker reeds drie treden van de stoep had bestegen, om de
taartjes te komen brengen die mevrouw Kopperlith moesten troosten in haar
vreeselyke ziekte? Wouter schrok van z'n nalatigheid, en beloofde zich plechtig
z'n neiging tot denken, vorschen, uitpluizen, redeneeren, te offeren op 't
altaar van z'n onverheven plicht. Zoo ver mogelyk liet hy z'n blikken rechts en
links de straat beheerschen, om by-tyds - en liefst te vroeg - te kunnen
beoordeelen welke onverlaat 'n storing der rust van mevrouw Kopperlith in 't
schild voerde. Maar zéér ver reikten z'n bespiedende oogen niet.
Aan-weerszy werden de beenen van den hoek dien hy overzag, door de uitbouwsels
der stoepen saamgedrongen tot 'n engte die voortdurende oplettendheid vorderde,
en hem telkens plaagde met den angst dat z'n waarschuwing te laat komen zou. De
gedachte rees in hem op: als ik maar voortdurend tikte,
en iedereen van 't beklimmen der stoep terughield? Hm... dat zou gek
staan! Wat zou ik zeggen? ‘M'nheer, ben je-n-ook misschien van plan hier
aanteschellen aan de bovendeur?’ Hy zag in, dat dit niet kon. En ook, dat
er in den handel 'n groote mate van geduld noodig is. En dan... dat pynlyk
slapen van z'n linkerbeen!
Volgens geloofwaardige annalen beging hy in dit gedeelte van z'n
loopbaan slechts twee keer 'n fout. Eens had 'n bedelbrief-industrieel z'n
waakzaamheid verschalkt, door by arglistige overklimming van de achterleuning
der stoep, de bovenbel te bereiken. De jongeheer Pompile was er zeer verstoord
over, en ook Wouter-zelf voelde verdriet. Wat zou er van hem worden by zoo'n
slordige plichtsvervulling?
Een andermaal had hy aan de majestueuze Hersilia den toegang door
den kelder geweigerd. In-plaats daarvan sloot hy haar de glasdeur voor den neus
dicht, en ging op 't kantoor aan m'nheer Eugene zeggen: dat mevrouw Kalbb daar
was: ‘voor huis’ naar-i giste. Zeker, ze kwam voor
‘huis’ en was zeer boos ‘dat die jongen 't in z'n hersens had
genomen, háár niet doortelaten.’ Wouter ontving by deze
gelegenheid onderricht in 't groote verschil tusschen: ‘papa's eigen
dochter, mevrouw Kalbb, weetje, de eigen vrouw van den konsul van 't heele land
Elsas, weetje, en... allerlei gemeen volk dat misschien wat stelen zou in 't
magazyn!’
Hy beloofde beterschap, en hield woord. Het tooveren moet wel
inderdaad 'n onmogelyke zaak zyn, want Wouter leerde