het geknoei met die brieven medeplichtig beschaduwde.
Onze jongste-bediende werd nu met de noodige aanbevelingen tot
‘net werken’ aan 't kopieeren gezet van 'n paar brieven. De
jongeheer Pompile Kopperlith maakte gebruik van den komkommertyd, om eenige
debiteuren die wat achterlyk waren, aan betaling te herinneren. 't Een-of-ander
genie uit den voortyd had deze bezigheid vereenvoudigd door 't vaststellen van
drie formulieren die elkander opvolgden in graden van nadrukkelykheid.
Formulier één: beleefd. De aanzuivering was waarschynlyk den zeer
geachten handelsvriend door 't hoofd gegaan, en de heeren O. & K. konden
niet nalaten deze gelegenheid aantegrypen om ‘uwe zoo byzonder vereerde
firma’ hiernevens 'n paar stalen aantebieden van
onbegrypelyk-pryswaardige diemet. Formulier twéé: de - nog altyd
eenigszins geachte - vriend verloor uit het oog dat de pryzen à
comptant waren berekend, en ofschoon men zoo byzonder gaarne zaken met hem
deed, was men wel genoodzaakt ditmaal... enz. Géén stalen. Derde
formulier: binnen acht dagen solide remise, of anders... enz.
Wouter bewonderde de bekwaamheid van z'n chef, die zoo precies wist
hoe men al die menschen moest toespreken. Toch was 't kopieeren van die korte
briefjes weldra afgeloopen, en hy werd weer aan 't plakken van z'n stalen
gezet.
- En... zouden wy hem nu maar niet met-een de letters van 't woord
laten leeren? vroeg Pompile aan Wilkens.
Er scheen iets vreeselyks in dit voorstel te liggen, want Wilkens
keek ontsteld op.
- M'nheer!
- Ja, denk je niet? Me dunkt dat...
- Maar... m'nheer!
Al had Pompile voorgesteld het jonge-mensch te villen of te
skalpeeren, de schrik van Wilkens kon niet grooter geweest zyn.
- Maar, m'nheer! Dit zou, onder uw welnemen, verbazend onvoorzichtig
zyn!
- Hé, dacht je dàt?
- M'nheer, ik kan u plechtig verzekeren dat ik reeds drie jaar by de
zaken was, voor men my de letters van 't woord wees! Men moet jonge-menschen
niet over 't paard ligten, m'nheer! De verwaandheid komt er gauw genoeg in,
m'nheer!