Ideën VI
(1878)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 130]
| |
Zelfs juffrouw Laps zegt soms 'n waarheid die 't overdenken en toepassen waard is. Dezelfde autoriteit in-zake: menschenkennis. Don Quixote de la Mancha. Goden, duivels en... Fancy.1135.Het vertrekje waar Wouter met Laurens in één bedstee sliep, was boven de huiskamer. Ze deelden dat verblyf met twee van hun zusters, en moesten uit kiesheid altyd 'n kwartiertje vroeger slaap voelen dan die jonge-juffrouwen.
Ik ben niet geleerd genoeg om te weten hoeveel zuurstof vier jonge menschen gedurende acht uren noodig hebben om net even niet te stikken. Maar benauwd wàs 't in dat hokje! Soldaten zouden ‘gereklameerd’ hebben, en hadden waarschynlyk by die gelegenheid myn 401, 402, 403, 404, 405 aangehaald.
In 'n ander lokaaltje had 'n soortgelyke verdeeling van engte plaats, en ook daar werd het oogenblik van slaperig-worden geregeld en bepaald door gelyke wetten van kiesheid.
Met 'n weinig administratief genie zal nu de lezer kunnen berekenen wat de oorzaak was dat 'n gedeelte van den grooten staf der Pietersens - en wel het deel dat tot de klasse | |
[pagina 131]
| |
der vrouwspersonen behoorde - nog altyd in de huiskamer by-een zat, op 't oogenblik toen Wouter zich voordroomde dat die gekke prinses Erika wel 'ns in 't hoofd kon krygen met hem te komen ruilen van pozitie.
In-plaats dáárvan echter, hoorde hy de stem van juffrouw Laps, die als 'n razende den trap scheen opgevlogen, en schreeuwend, snikkend en huilend het huisvertrek binnenstormde.
De gewone tusschenwerpsels van: ‘mensch, wat is er?’ en ‘goeie god, wat is er gebeurd?’ waren afgeloopen. Wouter kon waarnemen dat het traditioneele glas water was aangeboden en leeggedronken, en tevens hoe men de blykbaar allerdiepst-ongelukkige vriendelyk uitnoodigde om ‘te bedaren.’ Een zonderling voorstel altyd.
Juffrouw Laps begon met de zeer verstaanbaar geartikuleerde verzekering dat het haar onmogelyk was 'n woord uittebrengen.
De zaak scheen dus belangryk. Wouter trok z'n eene kous weer aan om beter te kunnen luisteren.
- Ik zweer je by God allemachtig, juffrouw Pieterse, dat ik niet spreken kan van schrik en alteraassie. - Gut, mensch! - Waar zyn je kinderen... allemaal? Al naar bed? Toch nog niet naar bed, wil ik hopen! Ik kan waarachtig niet spreken! Nog 'n glas water, Trui! Hoor 'ns hoe ik bibber... 'n mensch klappertandt van schrik, niet waar? Dankje, Trui, en waar is... Stoffel? - Wel, mensch, die kleedt 'm uit. Hy gaat me vóór, my en Petrò. Want... Mine schopt zoo, weetje, en Trui moet by de jongens wezen... anders vechten ze. En daarom slaap ik met Petrò, weetje. En daarom kleedt Stoffel 'm uit, en dan sluit-i z'n gordyntje, weetje, als-i ons op den trap hoort. Maar, mensch, wat scheelt er an? - Ja juist... wat me scheelt, niet waar? Ik ben geschrokken, erg, heel erg! En, is... Laurens ook al naar bed? - Gut ja, mensch, al lang! Want-i moet vroeg op z'n drukkery wezen. Maar... - Allemaal al naar bed! En ik... ik loop als 'n ongeluk langs de straat, als 'n mal mensch - van schrik, weetje! - en weet niet waar ik belanden zal. Zóó? Is hier... iedereen al... naar... bed? - Maar wat is er dan toch gebeurd? | |
[pagina 132]
| |
- Ik zal 't je zeggen, juffrouw Pieterse... och, als je wist hoe ik geschrokken ben! Verbeelje...
Wouter trok uit 'n akoustisch beginsel z'n tweede kous aan.
- Je weet, juffrouw Pieterse, dat er tegenwoordig veel gestolen wordt? - O ja, maar... - En ingebroken? En gemoord? En dat de policie er maar niet achter komen kan wie dat telkens gedaan heeft? De moord van de ouwe Mevrouw en haar dienstmeid, in de Lommerstraat... - Maar mensch, daarvoor zitten er drie in de gevangenis! Wat wil je meer? - 't Mocht wat! De moordenaars loopen vry rond, wat ik je zeg! Dat gevangen-zetten van die drie kerels is maar om ons 'n doekie voor de oogen te binden, en dat de menschen niet vragen zullen: waarvoor dient de jistiessie, zieje! De luî die 't gedaan hebben, willen wel zoo, en hebben al den tyd om op 'r gemak hun boeltjen opteknappen. Want weetje wat ik altyd zeg... |
|