Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij925.Dat zy die beweren iets van 'n God te weten, alle studie in de bronnen van zedelykheid ontberen kunnen, is duidelyk. Sedert eeuwen beweerden de voorgangers der Volkeren, dat het ware eenige richtsnoer waarlangs men tot ‘het goede’ geraken kan, te vinden was in de geloovery. Zy ontzagen zich niet den bybel te verdraaien, te verminken (IIa, bl. 61, 62) en vooral aantevullen, om dat boek dienstbaar te maken aan hun doel. Met verregaande onbeschaamdheid heeft men weten te bewerken dat de woorden ‘godsdienst en christelyk’ in 't spraakgebruik gelykbeteekenend geworden zyn met goed, een bedrog waartegen myn zedelykheidsbegrippen zich zeer | |
[pagina 363]
| |
ernstig verzetten. Dat er in de zoogenaamd-heilige Schrift hier-en-daar lessen voorkomen, die de behartiging waard zyn, kan niet ontkend worden. Het tegendeel is dan ook niet te verwachten in een zoo veelkleurige verzameling. Maar 't blyft 'n ònwaarheid dat de goede voorschriften die men uit den bybel sprokkelen kan, 't privatief eigendom van de Christenen wezen zouden. Men vindt iets goeds in àl dergelyke rhapsodische bundels, letterschoven vergaderd op den akker der ontwikkelingsgeschiedenis van àlle Volkeren. Aan den bybel van de Christenen mag men in dit opzicht noch 't monopolie toekennen, noch zelfs den voorrang. De chinesche boeken van meng bevatten minstens evenveel schoons en - vooral! - veel minder leelyks. Ga naar voetnoot* Van de onbeschaamde wys waarop de voorgangers des Volks den bybel en 't ‘geloof’ durven aanhalen als handleiding ter zedelykheid, gaf ik 'n voorbeeld in 182. Deze onbeschaamdheid loopt vaak in 't komieke. Men spreekt van ‘christelyke’ grondbeginselen, van ‘christelyken’ levenswandel, van ‘christelyke’ sterfbedden, jazelfs van ‘christelyke’ begrafenissen, alsof deze zaken eens-vooral in den bybel behoorlyk waren geregeld en afgedaan. Ik heb daarnaar, en naar veel meer nog, te-vergeefs in dat boek gezocht, en ben dus, ook om die onvolledigheid reeds, wel genoodzaakt het te wraken als punt van uitgang onzer begrippen over zedelykheid. En - als gewoonlyk - ik vind in deze zaak de krachtigste bondgenooten onder m'n tegenstanders. Zy die hun ‘geloof uitventen voor 'n arkanum tegen zedelyk kwaad, zouden zeer laag neerzien op den onnoozele die z'n gedrag stipt regelde naar den bybel, en tevens alles durfde verwaarloozen waarover die bybel zwygt. Het is 'n onbetwistbare waarheid dat jezus zelf heden-ten-dage weinig kans hebben zou op 'n vriendelyke ontvangst in 'n Maatschappy van menschen die zich naar hem noemen (587) en hoogstwaarschynlyk zouden z'n volgelingen zich haasten hem 'n plaatsje te bezorgen in 'n ‘christelyk’ gekkenhuis. ‘De man is niet van onzen tyd’ zou 't dan heeten, en terstond zouden de brave godgeleerden deze of gene spreuk - liefst van hemzelf! - by-de-hand hebben om jezus te | |
[pagina 364]
| |
onderrichten hoe de ‘ware Christen’ - en, grappiger nog, de christus zelf! - wèl van z'n tyd behoort te zyn. Wat blyft er by zulk geschipper met tyd of niet-tyd, van de Zedelykheid over, die onwrikbaar wezen moet, en niet onderworpen kan zyn aan mode, volkswaan of eeuwgeest? Immers niets! Ieder behoorde alzoo intezien dat de Schrift 'n allergebrekkigst hulpmiddel is om op zedelyk gebied den waren weg te kiezen. Dit heeft men evenwel tot heden toe niet ingezien. Sedert eeuwen speelde ook in dit opzicht de biologie haar gewone rol. 't Eene geslacht volgde het andere langs 't eenmaal gelegde spoor, en de afdwaling van 't ware goede werd hoe langer hoe grooter. Het in-slaap wiegen van 't denkvermogen werkte met gelyk nadeel op 't oordeel des onderscheids tusschen goed en kwaad, als op 't verstand, zoodat de opmerkzame beschouwer die zich eenigermate wist losteworstelen uit de verdooving, gedurig in-twyfel staat of hy de wereld voor 'n gezelschap van krankzinnigen of van booswichten moet aanzien... Neen, hy staat hierover niet in twyfel! Zyn verstand en zyn zedelykheid nopen hem tot zachter oordeel. Met weemoed komt hy tot de overtuiging dat de Mensheid nog altyd in-slaap gedompeld is, en hy spant al z'n krachten in om haar wakker te schudden... 't Spreekt vanzelf dat-i hiervoor wordt uitgescholden. En niet het minst door pretense geestverwanten die hem kwalyknemen dat-i flinker schudde dan zy, of 'n beetje meer succes had. Ga naar margenoot# |
|