Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij923.Behalve op de drie oorzaken van afdwaling, die ik aanstipte, zou er nog moeten worden acht-gegeven op de ongeldigheid van voorschriften die hun oorsprong te danken hebben aan tydelyke of plaatselyke noodzakelykheid. Wie zal beweren dat alle braafheden braaf, en alle ondeugendheden ondeugend zyn, die we als zoodanig gestempeld vinden in deuteronomium, in leviticus? De schrandere mozes zelf - of wie dan de israelische kodifikatie mag hebben by-eengebracht - zou den dwaas uitlachen, die 'n grondwet, in zeer byzondere omstandigheden samengevoegd ten-behoeve van zwervende arabische horden, verbindend achtte voor Volkeren die in geheel anderen toestand verkeeren. En ook jezus zou 't afkeuren, indien-i ontwaarde dat men nog altyd... voorgaf z'n uitspraken voor geldig te houden. Een policiereglement uit de dagen van faramond, zou onbruikbaar wezen in 't Parys | |
[pagina 361]
| |
van onzen tyd, en de arme drommel die heden-ten-dage wordt ‘beboet, of by wanbetaling gestraft met gevangenis’ wegens 't betreden van de ‘kleine steentjes’ voor 't paleis te Amsterdam, had in de twaalfde eeuw met z'n heele familie op die plek naar Y-bot kunnen visschen, zonder de minste schâ voor z'n porte-monnaie of goeden naam. De grens tusschen zedelyk kwaad, en overtreding van maatschappelyke instellingen, is moeielyk te trekken. Nog moeielyker wordt deze afscheiding, als we niet met wetten, doch slechts met onbeschreven, soms vry willekeurig aangenomen, en vaak onjuist toegepaste gewoonten - zeden! - te doen hebben. (192) Er zyn dorpen en steedjes in ons land - jazelfs in sommige groote steden, buurten - waar 't ophalen van 'n venstergordyn, 'n daad is die den bedryver blootstelt aan de minachting van z'n medeburgers. Lezer, hebt ge ooit te Amsterdam op heeren- of keizersgracht, zelfs in 't heetst van den zomer, 'n opengeschoven vensterraam gezien? Ik zou te ver afdwalen, indien ik al de my bekende voorbeelden van gewoonte-zeden opsomde, welker beoefening voor de meesten 'n kort begrip uitmaakt van deugd, en daarvan soms de plaats inneemt... 'n zeer onzedelyke fout! Wel erken ik dat het gehoorzamen aan de Wet, en zelfs - tot in zekere mate - ook 't nakomen van sommige onbeschreven gebruiken, plicht is. Maar ik verzet me tegen 't verwarren van deugd met maatschappelyken regel. Wie den laatsten meer gewicht toekent dan-i verdient, moet noodwendig het ware goed-zyn verwaarloozen, daar 't angstig opvolgen van de soms kinderachtige schoolorde van de Maatschappy - de eerlyke jezus werd er toornig over! - den zielenadel bederft, die onze gids en vraagbaak behoort te zyn op den weg naar 't goede. De knaap die zekeren willekeurig ingestelden regel van tucht overtreedt, kan berisping verdienen, en zelfs in zekere gevallen straf. Doch z'n kameraadjes die zich van zyn fout wisten te onthouden, hebben daarom 't recht niet, hem te minachten of beneden zich te stellen. En, omgekeerd, wie op 'n onbewoond eiland vermaak schept in 't martelen van 'n diertjen, is 'n booswicht, al zy daar dan niemand die hem berispen of kastyden kan. |
|