Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij922.('t Beoordeelen der zedelykheid, 589.) Reeds in 577 beweerde ik dat onzedelykheid neerkomt op begripsverwarring. Dit is zoowel van toepassing op de zaak zelf, als op den maatstaf waaraan we gewoon zyn haar te toetsen, waaruit dan ook voortvloeit dat er zooveel ondeugd schuilt onder onze zeden. De keus tusschen goed en kwaad had ten-allen-tyde moeten geleid worden door oordeel, en wanneer we nu dagelyks ontdekken dat menschen en Mensheid verkeerd oordeelden in tastbare zaken (576) ligt het voor-de-hand dat ook vaak de beslissing tusschen goed en kwaad is opgedragen geweest - en waarom zou 't nu anders wezen? - aan onbekwame, aan bevooroordeelde of zelfs aan omgekochte rechters. Behalve Dominee knak te Berlyn en de zynen, is men 't nu vry-wel eens dat de aarde om de zon draait. Men gelooft thans, op weinig uitzondering na, niet meer aan weerwolven en ‘witte wiven.’ Toch stammen onze meeste begrippen over zedelykheid, uit de dagen toen de zon wèl draaide, en allerlei spoken wèl 'n rol speelden. Zou 't niet in de rede liggen, eens grondig te onderzoeken, welke waarde er mag gehecht worden aan overleveringen op moreel gebied, die we grootendeels erfden van dezelfde mannen wier heksen, draaiende zon, enz. wy hebben afgeschaft? Ik noemde de rechters die onze wetgevers waren op zede- | |
[pagina 360]
| |
lyk terrein, onkundig, bevooroordeeld of zelfs omgekocht. Zeker! Om onze, meestal voetstoots aangenomen denkbeelden over moraal onaantastbaar te keuren, zouden we moeten aannemen dat onze voorgangers - telkens immers dwalende in zaken welker beoordeeling kan worden onderworpen aan de uitspraak van exakte wetenschap - nooit gedwaald hadden in de zooveel moeilyker beslissing tusschen goed en kwaad. Geeft niet de verregaande onkunde van de voorbygegane mensheid ons 't recht haar te wraken als censor morum, als wetgeefster op 't gebied der zedelykheid? Waren ze niet bevooroordeeld, de voorgangers die byna zonder uitzondering hun begrippen op dezelfde rails lieten loopen, die door hùn even onbevoegde voorgangers gelegd waren? En... omgekocht? Misdadig? Wie zal ontkennen dat er veel eigenbelang - staatkundig dan of persoonlyk, en deze twee zyn meestal één - meewerkte of aandreef tot het vaststellen van onze zedelykheidsreglementen?
Ik weet zeer goed dat de zeden niet gemaakt, maar geworden zyn - 't woord zelf dat eenvoudig gewoonte beteekent, wyst dit uit - en dat dus m'n grieven niet zoozeer personen of korporatien betreffen, als wel de Mensheid in 't algemeen, gedreven als ze steeds werd door gelyksoortige invloeden als de individu. M'n kwalifikatien van onbekwaam, bevooroordeeld en misdadig, worde dus niet opgevat als beschuldiging. Ik geef die slechts als opmerking, en ten-spoorslag om de rezultaten van de ethische begrippen onzer voorgangers te wantrouwen, en ons optewekken tot nauwgezette revizie van hun uitspraken, in één woord: tot vrye studie! |
|