589.
Zoo ooit, dan is op 't slagveld van vrye studie die moed noodig by
't beoordeelen van de zedelykheid. Vergeten we nooit dat de
deugden van den dag geen deugd uitmaken, en dat de wetgevers op 't
gebied der zedelykheid vaak van meening veranderen. Wat is goed? Wat is
niet goed? zy de vraag die de vrye student zich voorlegt. Niet: wat is
geoorloofd volgens de zeden van de maatschappy, die in den regel
háár zeden geeft in-plaats van 't goede, en - als de
moeders met zoete kinderen waarvan ik sprak - meer acht-slaat op rust en orde,
dan op de eischen der waarheid, en de rechten van den individu. Wel erken ik
dat 't opvolgen van de gestelde regelen, voor-zoover daarmee geen hooger
belangen worden geschaad, plicht is. Ikzelf zou niet gaarne my in 't