Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij590.De beschikbare ruimte gedoogt niet, hier in 't breede te behandelen, hoe Vrye Studie belemmerd wordt: door verkeerd lezen, of onjuist verstaan, door officieele verdraajing van de waarheid, door 't zweren by de woorden des meesters...
Reeds elders heb ik gezegd, dat het ????? ??? van pythagoras me niet beviel in pythagoras. Hy had z'n jongeren dien vloek moeten afleeren. Men bedenke dat het de plicht van den meester is, leerlingen te vormen die hem overtreffen. Hun taak zal zwaarder wezen dan de zyne, omdat hun meer dan hem gegeven is: zy hadden hèm voor zich!
Hoe voorts onze Vrye Studie belemmerd wordt: door 't belang dat velen hebben in 't handhaven van voordeel-aanbrengende leugens, door de zonderlinge meening dat Vrye Studie zou bestaan òf in 'n liederlyk niets-doen, òf in 't versmaden van regel en inspanning, alsof de Natuur haar schatten verspilde aan beschonkenen, droomers en leegloopers, door 't verwaarloozen van de gelegenheid om door anderen opmerkzaam te worden gemaakt op de waarheid...
Men zegt namelyk, maar ik sta voor de waarheid niet in, en verzoek ieder hoorder die geen telg is van deze of gene alma mater, me niet te begrypen... Hoe zal ik fluisteren, om byna niet verstaan te worden? Men zegt... ik durf waarlyk niet... Belooft ge my geheimhouding? Men zegt dat er te... Salamanka studenten zyn, die meenen vry te studeeren, door 't konscientieus vermyden van alle kollegie-kamers. Indien ieder, die nooit kollegien bezocht, vry-student is, dan vraag ik 'n diploom van doctor in de wysbegeerte voor alle Zuidzee-eilanders.
Hoe er belemmering is: | |
[pagina 32]
| |
in 't uitsluitend gehoor-geven aan stemmen die van één zyde komen. Zoo ooit, dan is hier 't audi et alteram partem van toepassing. in 't te veel waarde hechten aan korte, schynbaar krachtige gezegden. Niet altyd is 't pikante 'n kenmerk van de waarheid. Men wete te onderscheiden tusschen schittering en warmte, tusschen vuurwerk en vuur. Belemmering van Vrye Studie ligt: in twyfelziekte - niet te verwarren met geoorloofden en plichtmatigen twyfel! - 'n ziekte die niet na twyfel, door onderzoek, tot weten, maar van weten, zonder onderzoek, tot niets leidt. Vrye Studie ontmoet 'n belemmering: in den stryd tegen stoffelyk gebrek, waarin we door de kapitalisten onder ons niet zoo vrygevig worden bygestaan, als zy die ‘in spoken doen’ door hun geestverwanten. Bybel- en zendelinggenootschappen, kerken, kloosters, beurzen ter bevordering van ònvrye studien, alumniaten... zie, dit alles is beschamend voor hen die zeggen prys-te-stellen op ontwikkeling, doch portefeuille en uitersten wil onkundig laten van die voorgewende zucht naar vooruitgang. Bedenken ze niet, hoe zwaar Vrye Studie den armen stryder valt, indien 't grootst gedeelte van z'n tyd en geestkracht noodig is tot oplossing van 't probleem: hoe hy strydende blyven zal? Is dan alleen op 't gebied van de waarheid, de werkman z'n loon niet waardig? Beseft men niet, hoe De gloed van hooger geestdrift wordt gedoofd,
Als 't leven slechts één kamp is met het lage,
En uitstel van bezwyken hoogste prys?
Moet dan ten-eeuwigen-dage de arbeid van heden, beloond worden met standbeelden in de toekomst? Is 't aan zekere lieden niet vergund te leven... voor ze dood zyn?
Neen, neen, dat alles mag ik slechts aanstippen - men zou me verdenken van personaliteit, schoon daartoe volstrekt geen reden is - en ik wil nu nog ten-slotte even wyzen op hen die Vrye Studie smoren, door haar te begraven onder 't stof van winkel of bureau, kazerne of kanselary. Op de velen die zich veroorloven geen mensch te zyn, omdat ze in koffie, diplomatie, pelotonsvuur, schriftgeleerdheid of konsignatie doen. Eilieve, welk recht hebben zy, meetespreken over de hoogere belangen van den mensch, indien zyzelf erkennen hun muffe vakwysheid hooger te stellen dan vrye studie op algemeen gebied? Dagelyks hoort men dezen of genen, schynbaar nederig ge- | |
[pagina 33]
| |
noeg, zich beroepen op de eigenaardigheid van z'n beroep, dat hem tot zulke of zulke onderzoekingen den tyd niet laat. Is 't reeds zóóver met onze maatschappy gekomen, dat men, om in 't leven te blyven, 't hoogste goed des levens - ontwikkeling! - zou moeten opgeven? Maar ze meenen 't niet! Voeg eens zoo'n vakman in koffie, diplomatie of schriftgeleerdheid toe: ‘gy moogt niet meespreken!’ Terstond zal men ontwaren dat-i wel degelyk aanspraak maakt op den rang dien Vrye Studie geeft, en 't u zeer kwalyk-neemt dat ge hem by 't woord hieldt. Toch hadt ge daartoe 't recht, want zoo-iemand beweegt zich - als 't houtluisje dat door den schoolknaap werd ingesloten in 'n ring van speeksel - wel degelyk in 'n zeer nauw kringetje. Navita de ventis, de tauris narrat arator, heeft ovidius gezegd. En 't is my wel, indien slechts niet de heeren die over niets dan wind en ossen kunnen meespreken, zich den rang en de rechten aanmatigen, die de natuurlyke en billyke belooning zyn van vrye studie op het gebied der waarheid. We zyn aan het einde. Niet van m'n onderwerp, maar van m'n voordracht. Ik had moeite my te bekrimpen, want de stof is ryk. Ik ben overtuigd dat velen uwer nog andere belemmeringen zouden kunnen opnoemen, die uw vryheid van studie in den weg staan. Misschien worstelt ge daartegen. Heil ons, zoo wy, als getrouwe dienstknechten ons verzettende tegen biologie en traagheid, menschenvrees en vóóroordeel, geroepen mochten zyn 'n steentje bytedragen tot het groote gebouw! En niemand achte zich van deze roeping verschoond. Wie heden toehoorder is, zy morgen voorganger. Wie heden ontving, geve morgen terug. In elken kring, in iedere betrekking, zyn dwalingen te bestryden, en ieder lid der maatschappy is verplicht zich tot ridder te laten slaan in den grooten kruistocht tegen 't monster: leugen! Moed, beleid en trouw in dezen stryd, zy de adeldom dien we onzen kinderen nalaten, opdat het menschelyk geslacht, lyfeigenen en slaven thans van domheid en vooroordeel, 'n geslacht worde van apostelen en prinsen, ja van hoogepriesters en koningen, in den tempel en het ryk derwaarheid. Ik heb gezegd. (60!) Ga naar margenoot# |
|