Ideën I
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 105]
| |
lang... de zeden voegen daarby: levenslange verachting. De wet spreekt van ingezetenen... de zeden van onderdanen. De wet zegt: de Koning... de zeden: Zyne Majesteit. De wet geeft keus van kleeding... de zeden schryven zùlke kleeding voor. De wet beschermt het huwelyk in z'n burgerlyke gevolgen... de zeden maken van 't huwelyk 'n godsdienstigen, zedelyken - dat is: zeer onzedelyken - band. De wet, hoe ze ook de vrouw mishandelt, blyft haar toch altyd nagenoeg beschouwen als minderjarige of als iemand die onder kurateele staat... de zeden maken de vrouw tot slavin. De wet staat toe dat men natuurlyk ter-wereld komt, de zeden plagen, vervolgen, mishandelen 't kind dat het leven intreedt zonder pas. De wet geeft zekere rechten aan de ongehuwde moeder - méér zelfs dan aan de getrouwde - de zeden stooten die moeder uit, straffen haar, verdoemen haar. De wet, op 't stuk van legitieme portien, spreekt van kinderen... de zeden maken verschil tusschen jongens en meisjes, wat de maat betreft van opvoeding en onderwys. De wet erkent noch vordert belastingen dan vastgesteld op die wyze, met die voorzorgen... de zeden doen ons schatting betalen aan ydelheid, domheid, dweepery, geestdryving, gewoonte, bedrog. De wet behandelt wel de vrouwen als minderjarige, maar belet niet - niet rechtstreeks althans - haar ontwikkeling... de zeden dwingen de vrouw onwetend te blyven, of zelfs waar ze 't niet is: onwetend te schynen. De wet drukt nu en dan, de zeden altyd. Zoo dom is geen wet, of er zyn zeden dommer. Zoo wreed is geen wet, of er zyn ruwer zeden. |
|