Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij864.De voorspelling van den onderwyzer dat er niets zal te-recht komen van 't kind wiens gemoedje heen-en-weer zweeft met 'n goudvlieg, kan bewaarheid worden, al gelooft hyzelf daaraan niet. Onder vier oogen zal hy erkennen dat z'n meeste discipels mank-gaan aan 't euvel dat-i distraktie noemt, en waarover hy dus ten-onrechte zich aanstelt als verwonderd of byzonder ontevreden. Hy weet zeer goed en erkent dan ook: ‘dat alle kinderen zoo zyn.’ Dàn moest-i ook inzien dat z'n konkurreeren met die distraktie 'n aanranding van de Natuur is! Dan ook mogen ouders daarop niet aandringen! Dan ook behooren wy met ons onderwys een heel anderen weg inteslaan!
‘'t Mannetjen is distrait en speelsch, zegt de onderwyzer, er komt niets van hem te-recht.’ Maar tevens stemt-i toe dat alle mannetjes van dien leeftyd speelsch en distrait zyn. Vrage: wat komt er alzoo te recht van allen? Ik erken dat het ons dikwyls gelukt - ten-spyt van alle blauwvliegen, wier gegons we niet willen verstaan - den kleinen mensch eenigszins intewyden in de verrukkelyke geheimenissen van stapelrecht en rededeelen. Maar tot welken prys! Door dwang verstoppen we den ryksten bron van genot en goed-zyn: 't onafhankelyk denken. En dit niet voor 'n oogenblik alleen, maar we leggen daardoor den grond tot den vervloekten afkeer van geestelyke inspanning, tot de roestige luiheid die onze Maatschappy kenmerkt. Er zou gewis 'n tyd aangebroken zyn dat de knaap, na uit eigen beweging z'n oorsprong en dien van den mensch te hebben nagevorscht (517) de vraag deed: waar kwamen de Hollanders vandaan? Liever zag ik dat-i z'n denkvermogen besteedde - en dit zoù geschieden als men 't niet bedorven | |
[pagina 278]
| |
had - aan 't geologisch beschouwen van de wyze waarop nederland ontstaan is? |
|