865.
't Is 'n zonderling praatje van geschiedenismakers, dat 'n Volk, als
zoodanig, ergens vandaan gekomen is. Ze begaan hierin denzelfden blunder als we
aantreffen in byna alle kosmogonien. Wat genesis is, 'n
wording, krimpt men in tot op-zichzelf-staand feit, tot afgesloten
handeling. 't Heeft er iets van, alsof men 't oud-worden van den mensch aldus
beschreef: ende toen roerde saturnus de wieg aan, en 't pasgeboren
wicht was honderd jaar.
Nogal naïf erkennen de historici by 't vermelden van zulke
volksverhuizingen, dat men niet geheel juist kan opgeven wanneer ze voorvielen,
alsof men zeide: we hebben maar niet kunnen te weten komen hoe laat het
eigenlyk was, toen de oude man van nul op honderd sprong.
Is 't niet beteekenisvol dat dit vruchteloos nasporen van 'n bepaald
tydstip, nooit op 't denkbeeld bracht dat zoodanig tydstip niet bestond, niet
bestaan kan? De oorzaak zal wel hierin liggen dat de heeren voorgangers zelf
scholen hadden bezocht, en zich dus niet te-buiten gingen aan onafhankelyk
denken. Doch... waarom die ziekte meegedeeld aan 't kind? Het aanmoedigen van
beredeneerd niet-begrypen, van 't vragen om opheldering, en vooral van
't zelf zoeken eener oplossing, zou denzelfden weldadigen invloed op den
kleinen denker uitoefenen, als 't waarnemen van de lydensgeschiedenis eener
zieke koe op den boereknaap.