Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 275]
| |
waar, als 't kind van den rykste. De Natuur is overal gevuld. Ook de beweging van wat-i zag, was eindeloos. Er is geen enkele reden waarom hy in-den-beginne minder geschikt zou zyn, of minder aandrang voelen, om die beweging met belangstelling gadeteslaan. Aanvankelyk is dus de vatbaarheid tot denken dezelfde. Ga naar voetnoot* Na tien, twaalf, jaren openbaart zich 'n groot verschil tusschen dien boereknaap en 't beter - liever ànders - geschulte kind. 't Nadeel is geheel aan den kant van 't laatste. De maat van opgedanekennis zal wel nagenoeg gelyk zyn (464) maar de soort daarvan is by 't stadskind niet, by den ander wèl in harmonie met omgeving, smaak en denkkracht. 't Spreekt alzoo vanzelf dat de boereknaap op dat oogenblik hooger staat als mensch. Zyn denkvermogen arbeidde, terwyl dat van 't andere kind òf werkeloos bleef, òf op verkeerden weg geleid werd. Stellen we dat de eerste zich bezig-hield met 'n zieke koe. Hy ondergaat al de aandoeningen die opgewekt worden door de verschynselen van de ziekte, door - historie altyd! (843) - door de historia morbi. Hy vreest en hoopt, want de zaak boezemt hem belang in. Hy hoort met gespannen aandacht de beraadslagingen over de aantewenden middelen, hy ziet die toedienen, helpt daaraan mee, en bespiedt met begeerigen blik den uitslag. Genezing of dood is hem de laatste bladzy van 'n zeer boeiende geschiedenis. Na jaren nog zal-i daarvan spreken. Hy heeft indrukken opgevangen, en ze verwerkt tot gedachte, beeld en meening. Dit is menschenwerk. Hy is dus vooruitgegaan. |
|