Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 178]
| |
761.(Vervolg: publieke voordrachten.) Om me te herstellen van den verdrietigen indruk dien 't welig opschieten en gretig aannemen van leugens op me maakt, keer ik op-eenmaal terug naar den man die te 's Gravenhage zyn waarheid aan 'n straatpubliek trachtte te verkondigen. (703) 't Zou me leed doen indien de lezer zich verwonderde over m'n sympathie met dien redenaar. Ieder weet dat de zaak waaraan-i zich toewydde, my ongerymd en zelfs verderfelyk voorkomt. Doch verwondering over m'n deelneming in de aandoeningen die hem moeten bezield hebben, zou my 'n bewys zyn dat m'n klacht over de pyn die de publiekspreker te verduren heeft, slecht begrepen is. Het was me volkomen onverschillig wàt de man z'n hoorders had meetedeelen. Hy kwam me oprecht voor. Hy meende ter-goeder-trouw, eene waarheid - en wel 'n zeer belangryke! - gevonden te hebben. Deze verovering had hem stryd gekost. Hy had geleden. Hy voelde zich geroepen de vruchten van z'n nadenken, van z'n onderzoek - van z'n droomen of wenschen misschien... om 't even! - te toonen, en de wys waarop dit alles ontvangen werd, kwam te nauwkeurig overeen met myn ervaring, dan dat ik 'm niet gaarne de broederhand had toegestoken. Zeker zou 't hem bevreemd hebben, indien-i geweten had dat in den groep die hem omgaf, geen hart warmer voor hem klopte dan 't myne, het hart van 'n godloochenaar! Ik heb den man bewonderd! |
|