Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 93]
| |
664.In den eisch dat de spreker wete te behagen, ligt de hoofdreden die hem - wat de wyze van openbaring zyner gedachten betreft - op één lyn plaatst met andere kunstenaars. De overeenstemming in de methode volgens welke hy - als zy - z'n indrukken opvangt en verwerkt, valt vanzelf in 't oog. Doch hierby moet alweer opgemerkt worden dat zyn veld ruimer is, en dus z'n werkkring uitgebreider. Al zy 't dan dat de meer gewone menschenkennis ontoegankelyk bleef voor z'n wel ontwikkeld, maar... niet volmaakt schoonheidsgevoel - 'n verdrietige fout, eenigszins verklaarbaar uit 325 - hy behoort toch ervaren te zyn in de zooveel hooger staande menschkunde, die beter strookt met de richting van z'n studien. Hy mag in staatkunde geen vreemdeling zyn. De geschiedenis der Mensheid, zoowel de geschrevene als de kritisch geschifte, moet hem vry duidelyk voor den geest staan. 't Is hem niet vergund onkundig te zyn in sterrekunde, in geologie, zoölogie, scheikunde, botanie, taalkennis, nyverheid, handel... hy moet alle vakken van menschelyke kennis voldoende overzien om ze des-noods - na de splitsing die gevorderd wordt door de zwakheid van den leerling - synthetisch te kunnen samenvatten met 'n meestergreep. (Slot 529, 530.) 't Is zyn taak den specialist wakker te schudden, die indommelde op pandekt, sage, canon, apophthegme, element-klassifikatie, universiteitssleur, of empirie. Telkens moet hy hun toeroepen: ‘wat gy meendet in byzonder eigendom te bezitten, is algemeene wet. De Natuur erkent uw fakulteitjes niet. Zy is te eenvoudig-ryk voor uw huishoudelyke verdeelingen. (Alweder 529 en 530.) Dus: gy, mathematikus... wees mensch. Gy, geleerde... wees mensch. Gy, diplomaat, theoloog, ambtenaar, astronoom, mechanikus, taal- en geschiedkenner, staatsburger, vader, vrouw, zoon... weest menschen, d.i. redelyke wezens, waarheid zoekend op elk gebied waar de geest kan doordingen.’ |
|