handeling van wie haar beoefent. De maatschappy
mag en moet hem overlaten aan eigen kracht, maar heeft niet het recht hem te
vervolgen, te martelen, opzettelyk te smoren. Zy behoeft er zich niet om te
bekommeren of hy inkt, beitel of verf hebbe? Of-i tyd kan vinden tot
Studie? Dit alles behoort hy zich aanteschaffen van den geïnden
marktprys zyner geleverde waar. Maar men werpe z'n inktkruik niet om. Men
ontstele hem verf en penseel niet. Men doove z'n nachtlamp niet uit. Men storte
niet opzettelyk alsem in de ziel, die iets liefelyks moet voortbrengen...
En dit geschiedt!
De oorzaken waarom, en de wyze waarop dit gebeurt, heb ik reeds
aangeroeid... oppervlakkiger dan 't geval zou geweest zyn, indien niet walging
me had teruggehouden van meer nauwkeurigheid.
Ga naar margenoot#Ga naar margenoot#
|
-
margenoot#
-
Noot van 1874. Verontwaardigd over de
ontvangst die aanvankelyk m'n ‘Vorstenschool’
ten-deel viel, heb ik my in den IVn bundel gedwongen die walging te overwinnen.
Maar slechts zelden gelukt me dit. Niet al de ellendelingen die my - gelyk ook
onlangs weer in hun fraaie tydschriften - uitschelden, kunnen aanspraak maken
op 'n onsterfelykheid als waarmee ik den schelm Q en z'n nobele geestverwanten
vereerde. 't Kost my te veel aan stemming.
Liever dan me nu daarby
optehouden, geef ik hier plaats aan de vraag of ‘Publiek’ wel
‘eens heeft nagedacht over de moeielykheid voor 'n hollandschen schryver
om te konkurreeren met de letterkundige voortbrengselen van geheel de
beschaafde wereld, die op háár beurt niet het minste
débouché aanbiedt voor hollandsche
litteratuur? Dat Nederland z'n kunstenaars en schryvers niet behoorlyk
betalen kan, laat ik nu daar, schoon er toch dagelyks blykt dat er geld genoeg
in 't land is om de onbeschaamdste zwendelary aantemoedigen. Doch waarom altyd
de letterkundige produkten uit Frankryk, Duitschland, Engeland en Amerika zoo
op den voorgrond geplaatst? Slechts betrekkelyk mag dit verschynsel worden
toegeschreven aan de goedkoopte van vertaald werk, want zeer velen lezen
buitenlandsche schryvers in de oorspronkelyke taal, 'n voorrecht dat alweer den
nederlandschen auteur niet ten-deel valt in 't Buitenland. De verhouding is dus
zeer ongelyk. Doch al zy 't nu eenmaal 'n treurige nederlandsche
noodzakelykheid dat - aan my, byv. - voor eenige bladzyden niet zooveel kan
worden betaald als vaak den buitenlandschen auteur wordt gegeven voor 'n
enkelen regel, waarom dan nog bovendien die buitenlanders zoo
bespottelyk in de hoogte gestoken, en den nederlandschen schryver
geïgnoreerd? Weet men dan niet dat de Europesche beroemdheden du
jour voor 'n zeer groot deel 't produkt zyn van reklame? Voegt het
de nederlandsche pers, buitenlandsche uitgevers te-hulp te komen
in die verfoeielyke industrie? Weet men dan niet dat er zeer dikwyls - byv. om
't prulwerk van den faiseur
hugo, optehemelen - twintig
maal meer honorarium wordt ten-koste gelegd aan loftuitende artikelen
alleen, dan aan my kan worden betaald voor m'n werk zelf?
't Is
niet uit hebzucht dat ik deze opmerking maak. Maar wel klaag ik zeer ernstig
over de door die omstandigheden veroorzaakte onmogelykheid om me over te geven
aan studie. Telkens ben ik genoodzaakt 'n onderwerp dat me belang
inboezemt, en welks behandeling nuttig wezen zou voor 't algemeen,
slechts vluchtig aanteroeren of wel geheel overteslaan, omdat ik me den tyd
niet gunnen mag, die noodig wezen zou tot voldoende voorbereiding.
Loisir tot verademing, tot recueillement, heeft de nederlandsche
schryver niet! Tot eigenlyk arbeiden is-i niet instaat. Hy moet
leveren, leveren, altyd leveren op-straffe van hongerlyden, wat
by my dan ook herhaaldelyk 't geval geweest is. (67, 283.) Nog-eens: moet
dit nu eenmaal zoo wezen... 't zy zoo! Doch wat niet aldus behoorde te
wezen, is de toon die dan nog wordt aangeslagen door sommige
beoordeelaars. Er zyn er - zie zekeren
cohen stuart - die hun
‘grieven’ te-berde brengen, omdat 'n schryver niet geleverd heeft
wat zy verkozen... in casu: 'n arkanum, juist alzoo wat zeker
soort van dorpsbewoners in 'n achterbuurt vorderen, voor ze 'n hand slaan aan
de geliefde mesthopen die de lucht verpesten. Wie 't waagt hen daarop te wyzen,
zonder eerst te hebben getooverd, wordt mishandeld met de vork welker gebruik
hy aanraadde tot wegruiming van 't vuil. Het hier bedoeld rustiek stuk is
te vinden in feringa's ‘Vrye Gedachte.’ Voor ieder
die weten wil met welk Publiek ik te doen heb, kan de lezing van die
onbeschaamde expektoratie zeer nuttig zyn. Onbeschaamd? Het wezen dat
daarin my beschuldigt - havelaar als ambtenaar,
multatuli als publicist - niet genoeg gedaan te hebben, omdat ik
tot-nog-toe 't bewuste boeren-arkanum niet leverde, staat te kauwen aan de ruif
van den Staat: Ned. Indische begrooting!
M'n voornemen is z'n
‘grieven’ by gelegenheid ter behandeling te geven aan
jonker schukenscheur. Dat genie zal de zaak best àf kunnen,
misschien wel door revalenta voorteslaan, of malz-extrakt, of...
neen, in-zake arkanum laat ik 't woord aan dien jonker en z'n
ebenbürtigen partner a.b. cohen stuart. Onder de
korrectie blykt me dat m'n vriend
roorda van eysinga - die ook
vereerd wordt met 'n paar ‘grieven’ - de te groote goedheid gehad
heeft, zich met den welbetaalden griefman intelaten. (Sneeker Courant 28
Januari.) Dit doet me leed. Wel begryp ik dat roorda - niet als
ik bekend met het gehalte van z'n aanvaller - zich heeft laten leiden door
ridderlyken afkeer van 't verraderlyk doodzwygen, maar... eilieve, moet deze
afkeer zoover gaan, dat men den eersten den besten Jokrisse in 't leven
spreekt, die zonder schâ kon doodgebleven zyn? Ben ik, byv. nu
verplicht 'n lyst te leveren van wat ik gedaan heb, omdat zekere cohen
stuart - waar is zyn lyst? - zich gelieft aantestellen als 'n
blindeman om wat evidentie optedoen?
Z'n grieven... Komaan, toch iets als antwoord. Eén
grief tegen my moet ik als gegrond erkennen, al klinkt ze dan zot in den mond
van... sommigen. 't Is 'n treurige waarheid dat ik tot-nog-toe verzuimd heb de
Natie te verlossen van 't groot aantal doodeters. Van dezulken vooral, wier
eenige bezigheid schynt te bestaan in 't schimpen op hun meerderen die naar
best vermogen, in zeer moeielyke omstandigheden, en vooral met groot
offer, deden, wat niet gedaan werd door anderen die tot
handelen geroepen waren, en daarvoor werden betaald. Zoodra dit
verandert, zal de ‘Sociale Kwestie’ 'n heel eind nader zyn aan de
oplossing. De onnoozelen die niet worden in 't leven gehouden door den
anders zoo edelmoedigen Staat, doen intusschen... wat ze kunnen om 't
Volk wakker te schudden, al blykt er dan uit ‘grieven’ van
allerberoemdste nietsdoeners dat dit niet genoeg is. In-godsnaam! Zou 't
ook misschien in 't belang eener oplossing van de ‘Sociale Kwestie’
wezen, dat men de voorgangers op 't gebied van verlichting eens beloonde op
àndere wyze dan door smaad? Eilieve, wanneer Nederland dit eens
beproefde? Wat er van de zoo lang reeds verheerlykte middelmatigheden te
wachten is, kan men nu nagenoeg weten, dunkt me. Tegen hen hebben de
boeren-jokrisses geen ‘grieven’ naar 't schynt, en hierin hebben ze
van hùn standpunt volkomen gelyk. (660,
661.)
-
margenoot#
-
Noot van
1876. De zeer beroemde, zeer uitstekende, zeer veel uitgericht hebbende
heer stuart is kort nadat hy me zoo heel gepast m'n werkeloosheid en
gebrek aan succès verweet, honoris causâ benoemd tot
doctor in de letteren. Wie 't vreemd vindt dat ik verband meen te zien
tusschen deze beide zaken, gelieve my optegeven wat dàn de aanleiding
kan geweest zyn tot deze onderscheiding? Ik heb deze vraag reeds herhaaldelyk
gedaan zonder ooit 'n bevredigend antwoord te ontvangen.
|