Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën III (1876)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën III
Afbeelding van Ideën IIIToon afbeelding van titelpagina van Ideën III

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.97 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (1.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën III

(1876)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

655.

Neen, geen bescherming! Gunst, goedertierenheid, medelyden... dit alles komt niet te-pas. Maar... 't afstanddoen van alle feitelyke welwillendheid ter zoogenaamde bescherming van de Kunst, sluit geen vrybrief in zich ter mis-

[pagina 84]
[p. 84]

handeling van wie haar beoefent. De maatschappy mag en moet hem overlaten aan eigen kracht, maar heeft niet het recht hem te vervolgen, te martelen, opzettelyk te smoren. Zy behoeft er zich niet om te bekommeren of hy inkt, beitel of verf hebbe? Of-i tyd kan vinden tot Studie? Dit alles behoort hy zich aanteschaffen van den geïnden marktprys zyner geleverde waar. Maar men werpe z'n inktkruik niet om. Men ontstele hem verf en penseel niet. Men doove z'n nachtlamp niet uit. Men storte niet opzettelyk alsem in de ziel, die iets liefelyks moet voortbrengen...

En dit geschiedt!

De oorzaken waarom, en de wyze waarop dit gebeurt, heb ik reeds aangeroeid... oppervlakkiger dan 't geval zou geweest zyn, indien niet walging me had teruggehouden van meer nauwkeurigheid. Ga naar margenoot#Ga naar margenoot#

margenoot#
Noot van 1874. Verontwaardigd over de ontvangst die aanvankelyk m'n ‘Vorstenschool’ ten-deel viel, heb ik my in den IVn bundel gedwongen die walging te overwinnen. Maar slechts zelden gelukt me dit. Niet al de ellendelingen die my - gelyk ook onlangs weer in hun fraaie tydschriften - uitschelden, kunnen aanspraak maken op 'n onsterfelykheid als waarmee ik den schelm Q en z'n nobele geestverwanten vereerde. 't Kost my te veel aan stemming.
Liever dan me nu daarby optehouden, geef ik hier plaats aan de vraag of ‘Publiek’ wel ‘eens heeft nagedacht over de moeielykheid voor 'n hollandschen schryver om te konkurreeren met de letterkundige voortbrengselen van geheel de beschaafde wereld, die op háár beurt niet het minste débouché aanbiedt voor hollandsche litteratuur?
Dat Nederland z'n kunstenaars en schryvers niet behoorlyk betalen kan, laat ik nu daar, schoon er toch dagelyks blykt dat er geld genoeg in 't land is om de onbeschaamdste zwendelary aantemoedigen. Doch waarom altyd de letterkundige produkten uit Frankryk, Duitschland, Engeland en Amerika zoo op den voorgrond geplaatst?
Slechts betrekkelyk mag dit verschynsel worden toegeschreven aan de goedkoopte van vertaald werk, want zeer velen lezen buitenlandsche schryvers in de oorspronkelyke taal, 'n voorrecht dat alweer den nederlandschen auteur niet ten-deel valt in 't Buitenland. De verhouding is dus zeer ongelyk.
Doch al zy 't nu eenmaal 'n treurige nederlandsche noodzakelykheid dat - aan my, byv. - voor eenige bladzyden niet zooveel kan worden betaald als vaak den buitenlandschen auteur wordt gegeven voor 'n enkelen regel, waarom dan nog bovendien die buitenlanders zoo bespottelyk in de hoogte gestoken, en den nederlandschen schryver geïgnoreerd?
Weet men dan niet dat de Europesche beroemdheden du jour voor 'n zeer groot deel 't produkt zyn van reklame? Voegt het de nederlandsche pers, buitenlandsche uitgevers te-hulp te komen in die verfoeielyke industrie? Weet men dan niet dat er zeer dikwyls - byv. om 't prulwerk van den faiseur hugo, optehemelen - twintig maal meer honorarium wordt ten-koste gelegd aan loftuitende artikelen alleen, dan aan my kan worden betaald voor m'n werk zelf?
't Is niet uit hebzucht dat ik deze opmerking maak. Maar wel klaag ik zeer ernstig over de door die omstandigheden veroorzaakte onmogelykheid om me over te geven aan studie. Telkens ben ik genoodzaakt 'n onderwerp dat me belang inboezemt, en welks behandeling nuttig wezen zou voor 't algemeen, slechts vluchtig aanteroeren of wel geheel overteslaan, omdat ik me den tyd niet gunnen mag, die noodig wezen zou tot voldoende voorbereiding. Loisir tot verademing, tot recueillement, heeft de nederlandsche schryver niet! Tot eigenlyk arbeiden is-i niet instaat. Hy moet leveren, leveren, altyd leveren op-straffe van hongerlyden, wat by my dan ook herhaaldelyk 't geval geweest is. (67, 283.)
Nog-eens: moet dit nu eenmaal zoo wezen... 't zy zoo! Doch wat niet aldus behoorde te wezen, is de toon die dan nog wordt aangeslagen door sommige beoordeelaars. Er zyn er - zie zekeren cohen stuart - die hun ‘grieven’ te-berde brengen, omdat 'n schryver niet geleverd heeft wat zy verkozen... in casu: 'n arkanum, juist alzoo wat zeker soort van dorpsbewoners in 'n achterbuurt vorderen, voor ze 'n hand slaan aan de geliefde mesthopen die de lucht verpesten. Wie 't waagt hen daarop te wyzen, zonder eerst te hebben getooverd, wordt mishandeld met de vork welker gebruik hy aanraadde tot wegruiming van 't vuil.
Het hier bedoeld rustiek stuk is te vinden in feringa's ‘Vrye Gedachte.’ Voor ieder die weten wil met welk Publiek ik te doen heb, kan de lezing van die onbeschaamde expektoratie zeer nuttig zyn. Onbeschaamd? Het wezen dat daarin my beschuldigt - havelaar als ambtenaar, multatuli als publicist - niet genoeg gedaan te hebben, omdat ik tot-nog-toe 't bewuste boeren-arkanum niet leverde, staat te kauwen aan de ruif van den Staat: Ned. Indische begrooting!
M'n voornemen is z'n ‘grieven’ by gelegenheid ter behandeling te geven aan jonker schukenscheur. Dat genie zal de zaak best àf kunnen, misschien wel door revalenta voorteslaan, of malz-extrakt, of... neen, in-zake arkanum laat ik 't woord aan dien jonker en z'n ebenbürtigen partner a.b. cohen stuart.
Onder de korrectie blykt me dat m'n vriend roorda van eysinga - die ook vereerd wordt met 'n paar ‘grieven’ - de te groote goedheid gehad heeft, zich met den welbetaalden griefman intelaten. (Sneeker Courant 28 Januari.) Dit doet me leed. Wel begryp ik dat roorda - niet als ik bekend met het gehalte van z'n aanvaller - zich heeft laten leiden door ridderlyken afkeer van 't verraderlyk doodzwygen, maar... eilieve, moet deze afkeer zoover gaan, dat men den eersten den besten Jokrisse in 't leven spreekt, die zonder schâ kon doodgebleven zyn? Ben ik, byv. nu verplicht 'n lyst te leveren van wat ik gedaan heb, omdat zekere cohen stuart - waar is zyn lyst? - zich gelieft aantestellen als 'n blindeman om wat evidentie optedoen? Z'n grieven...
Komaan, toch iets als antwoord. Eén grief tegen my moet ik als gegrond erkennen, al klinkt ze dan zot in den mond van... sommigen. 't Is 'n treurige waarheid dat ik tot-nog-toe verzuimd heb de Natie te verlossen van 't groot aantal doodeters. Van dezulken vooral, wier eenige bezigheid schynt te bestaan in 't schimpen op hun meerderen die naar best vermogen, in zeer moeielyke omstandigheden, en vooral met groot offer, deden, wat niet gedaan werd door anderen die tot handelen geroepen waren, en daarvoor werden betaald.
Zoodra dit verandert, zal de ‘Sociale Kwestie’ 'n heel eind nader zyn aan de oplossing. De onnoozelen die niet worden in 't leven gehouden door den anders zoo edelmoedigen Staat, doen intusschen... wat ze kunnen om 't Volk wakker te schudden, al blykt er dan uit ‘grieven’ van allerberoemdste nietsdoeners dat dit niet genoeg is. In-godsnaam!
Zou 't ook misschien in 't belang eener oplossing van de ‘Sociale Kwestie’ wezen, dat men de voorgangers op 't gebied van verlichting eens beloonde op àndere wyze dan door smaad? Eilieve, wanneer Nederland dit eens beproefde? Wat er van de zoo lang reeds verheerlykte middelmatigheden te wachten is, kan men nu nagenoeg weten, dunkt me. Tegen hen hebben de boeren-jokrisses geen ‘grieven’ naar 't schynt, en hierin hebben ze van hùn standpunt volkomen gelyk. (660, 661.)
margenoot#
Noot van 1876. De zeer beroemde, zeer uitstekende, zeer veel uitgericht hebbende heer stuart is kort nadat hy me zoo heel gepast m'n werkeloosheid en gebrek aan succès verweet, honoris causâ benoemd tot doctor in de letteren. Wie 't vreemd vindt dat ik verband meen te zien tusschen deze beide zaken, gelieve my optegeven wat dàn de aanleiding kan geweest zyn tot deze onderscheiding? Ik heb deze vraag reeds herhaaldelyk gedaan zonder ooit 'n bevredigend antwoord te ontvangen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken