Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij650.Maar... deze stryd met 't banale mag niet ontaarden in onedel worstelen met 't àllertriviaalste! Materieel gebrek zou den artist minder schaden dan de oneer die daaraan door de levensbeschouwing onzer eeuw verbonden wordt. Water en brood zouden misschien strikt-genomen voldoende zyn ter voeding van den kunstenaar, die zich behoort te kunnen laven aan edeler bron van genot dan de gastronomie verschaffen kan, doch de schande die 'n al te karige levenswyze aankleeft, en die hem tegenkaatst uit de wyze waarop hy door de wereld wordt bejegend, pynigt hem, en bederft juist de stemming die 'r zou noodig zyn om tevreden te wezen met gevangenis-rantsoen of hondekost. Gelyk byna immer, verwisselen ook hier oorzaak en gevolg aanhoudend van rol. Gebrekkige kunst, nòg lager gewaardeerd dan ze verdient, brengt armoed voort. Armoed baart schande, en - we weten nu eenmaal, dat Kappelman 't diploom der bekwaamheid van z'n geneesheer, in de beerevellen van diens koetsier zoekt - noopt tot nòg lager schatting. Deze herabsetzung beleedigt, martelt en verlamt den kunstenaar. Ze verduistert z'n blik, verwart z'n gehoor, verstompt z'n gevoel. 't Onmisbaar zelfvertrouwen gaat verloren, en hy bezwykt. De kapel is vertrapt, die dalende om wat honig te zoeken, nederzonk in 't ezelsspoor. (261) Helaas, wie kan ons verzekeren dat de ‘rookende vlaswiek’ niet zou ontvlamd zyn, ik zeg niet: door wat zorgvuldige pleging, doch indien men haar slechts niet opzettelyk had uitgedoofd? Dit alles geldt niet omtrent den Meester. Op hem heeft ‘Publiek’ geen anderen invloed, dan den zoodanigen die z'n kunstbesef krachtig te-hulp komt met verontwaardiging en | |
[pagina 80]
| |
woede. Wy weten immers hoe de storm groote vuren aanblaast, en kleine verstikt. Maar... niet ieder kan Meester zyn! |
|