649.
Ik erken evenwel dat stryd met het dagelyksche, met het lage, in
zekeren zin noodig is. De ware kunstenaar put hieruit 't onmisbaar
kontingent humor, waaraan slechts de zoodanige geen behoefte heeft, die
de Kunst tot 'n handwerk verlaagde. Er is in elk uitstekend voortbrengsel van
't menschelyk vernuft, 'n grondtoon van juvenalische indignatio, zonder
welke de ideale kunstenaarshemel hemzelf en ons vermoeien zou door 'n àl
te scherp, ééntonig, onärtistiek licht.