en
gewoonlyk 's avends tegen zeven uur thuiskwam, was groot genoeg om van de party
te wezen, maar hy moest beloven stil te zitten en te bedanken by 't tweede
kopje. De groote meisjes hoorden er by, dat sprak vanzelf - ze hadden de
belydenis en den merklap achter den rug - en Stoffel zat voor. Hy zou de heeren
te-woord staan als die zoo tegen tienen de juffrouwen kwamen halen, en 't
gezelschap vermaken met vertellingen over Mungo Park en de bepalende
lidwoorden, waarin-i zoo byzonder sterk was.
Leentje zou blyven tot de ‘menschen’ er waren, wyl 't
anders voor de jonge-juffrouwen zoo lastig was telkens de deur opentetrekken.
Ook kon ze wat helpen aan 't wegzetten van de latafel, en aan al 't geredder
dat onafscheidelyk is van 'n avendje. ‘Maar ze moest wat vlugger wezen,
of anders deed men 't waarlyk liever zelf.’
Het oudste der meisjes, juffrouw Truitje, zou voor de saliemelk
zorgen. Pietje had de boterammen tot haar aandeel, en Myntje de bestellen,
‘maar ditmaal moest er wat meer boter in, omdat ze laatst zoo droog
waren.’
't Zou allerprettigst wezen ‘als nu juffrouw Laps maar niet
altyd het hoogste woord voerde, want dat was nogal haar zwak.’ Ook was
het te hopen dat de weduw Zipperman ‘wat minder opsneed van haar
schoonzoon, omdat zoo-iets toch vervelend wordt op 't laatst.’ En de
juffrouw boven den melkkelder ‘mocht ook wel wat bescheidener wezen, want
ze had niet altyd in 'n toehuis gewoond, en 'n winkel was geen
schande, en op-kamers-wonen ook niet... heere, neen!’ Ook kon
niemand weten waar-i toe komen zou.
Niemand begreep ook waarom de juffrouw van den koekbakker altyd
zooveel fransche woorden gebruikte, dat niet te-pas komt in den burgerstand,
‘en als ze-n-'t weer doet, Stoffel, zeg jy dan ook maar iets wat ze niet
begrypt. Dan zal ze toch zien dat wy óók geen volk van de straat
zyn, en dat wy óók weten hoe 't hoort.’ - En ‘dat de
juffrouw van onder-achter niet komt, raakt me niet, ging juffrouw Pieterse
voort, 't raakt me volstrekt niet. Ik ben niet om haar verlegen... vier...
vyf... dáár kan Louw zitten, dan moet-i z'n beenen maar
vóór zich houden... en dáár 'n stoel... ja,
zóó... 't is heel goed dat ze niet komt, 't was toch te vol
geworden... Leentje, ga aan je werk, en snuit je neus... of neen, ga 'ns even
naar juffrouw Laps, en vraag of de juffrouw me-n-'n paar krukjes wil leenen,
zonder leuning, weetje... omdat die stoelen... zieje, tegen den schoorsteen,
dat schuift niet in... ja, vraag 'n paar krukjes aan de juffrouw, en zeg aan de