ondeugend waren geweest, en daarom waard gekeurd werden
meetedingen naar den lauwer der eer, een gedicht op 'n onderwerp dat de meester
had opgegeven. Wouter had ditmaal ‘de deugd’ tot z'n deel
gekregen, niet zonder toespeling op z'n vroegtydige verdorvenheid, en den wenk
dat die dichtoefening mocht dienstbaar wezen aan z'n zedelyke verbetering. Maar
Wouter had al zoo dikwyls op de deugd gerymd, en hy vond dit onderwerp zoo
droog, zoo uitgeput, zoo vervelend, dat-i de vryheid had genomen iets anders te
behandelen, en wel wat hem 't naast aan 't hart lag, de roovery.
Hyzelf was, als alle schryvers - en menschen - zeer ingenomen met
z'n werk. Hy hield zich overtuigd dat de meester dit ook wezen zou, en hem
om-den-wille der voortreffelyke uitvoering de afwyking van de deugd vergeven
zou. Het vers zou zeker naar den burgemeester worden gezonden, die er kennis
van geven zou aan den Paus, waarna deze Wouter tot zich zou roepen, en hem
aanstellen als hoofdroover.
Zoo droomde hy, en wierp z'n strootjes in 't water. Ze dreven
langzaam voort, en verdwenen tusschen de groenbemoste balken. Onwillekeurig
begon Wouter's verbeelding verband te scheppen tusschen de richting der
strootjes, en zyn indrukken. Daar ging de gravin met haar sleep, maar ze haakte
aan den kant, en bleef steken in den modder. De kuische Amalia had geen beter
lot, en raakte verward in 't kroos. Nu Wouter-zelf: hy naderde Amalia's kroos,
en juist toen-i hoopte haar te redden uit haar gevangenschap, of die te deelen
zoo 't behoort, werd-i opgeslokt door 'n eend. Die daaraan zeer verkeerd deed.
Want het was Wouter's laatste strootje, en in 't geklapper van den molen hoorde
hy duidelyk Amalia's verwytend geklaag:
Warre, warre, warre, wou,
Waar is warre, warre, wou...
Wouter die me redden zou?
Dit maakte hem verdrietig, en hy kon zich niet weerhouden 'n steen
te werpen naar den eend die door z'n gulzigheid oorzaak was van Amalia's twyfel
aan z'n riddereer.
De eend koos de beste party, en vertrok, na Wouter te hebben
uitgescholden zoo goed hy kon. Maar de molens schenen zich niet te storen aan
de gebeurtenissen van den middag, en klapperden dapper voort.
Wouter hoorde in hun gekraak en gezaag allerlei liedjes, en vergat
weldra Amalia en den Paus, om te luisteren naar de vertellingen die ze hem
deden. Om den lezer niet te brengen