Ideën I
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij214.Artis en kinderen. Voor acht jaar bezocht ik de school waarop ikzelf had geleerd dat men 't woord mensch moet schryven met c. h. Waarom, weet ik nòg niet. Ik was uit Indie vertrokken met het voornemen die school te bezoeken, en al had ik dit niet willen doen uit eigen begeerte om de plaats weertezien waar 'k zoo byzonder knap ben geworden, ik moest wel. Veel ouders namelyk in Indie hadden 't onderwys en de opvoeding van hun kinderen uitbesteed by den onderwyzer van diezelfde school. By m'n vertrek verzochten ze my hun kinderen te gaan zien. Ik beloofde dit, en heb 't gedaan. Ik hield dien onderwyzer voor 'n braaf en - in zeer gewonen zin - voor 'n bekwaam man. Hy mishandelde de kinderen niet. Hy gebruikte ze niet als dienstboden. Hy beschouwde ze niet als indische koeien voor z'n hollandsche melkery op kleine schaal... zie, dit alles was by hem niet het geval. In 't voorbygaan moet ik u zeggen dat dit op veel hollandsche kostscholen die zich zoo byzonder toeleggen op de ontwikkeling der kinderen van ‘onze indische broeders’ wel 't geval is. Daarvan weten sommige ouders op Java te spreken! Welnu, deze man was gemoedelyk braaf. De godsdienst - zie, ik geloof ditmaal 'n ongehuichelde! - speelde de hoofdrol, zooals ge zult bemerken als ge lezen wilt wat my met hem weervoer in Artis. Want daar kwam ik op zekeren morgen met de kinderen te-land, nadat ik ze vroeger naar m'n beste vermogen wat genoegen had verschaft door ze meetenemen naar komedie of concert. De onderwyzer was meegegaan. Ik zag er zeker uit als 'n sekondant. Ons troepje jongens, 'n behoorlyke trap der jeugd van de onnoozele tweeklanken af tot de lyzige halfgare rhetoriek toe, had op den weg in 't gelid geloopen. Maar in den dierentuin verspreidden zy zich. Altans zoo meende ik. Doch | |
[pagina 121]
| |
later bleek me dat ze heel trouw waren byeengebleven. Wie nu geen verstand heeft van Zoölogie en Opvoeding, zou meenen dat de een keek naar den leeuw, de ander naar de papegaaien. Dat de een by de slangen stond, de ander by'n hyena. Mis!
- Waar zyn de anderen? - vroeg m'n onderwyzer die met my had plaats genomen aan 'n tafeltje - waar zyn de anderen?
Hy vroeg dit aan 'n klein kereltje dat even zichtbaar was aan 't eind van 'n laan.
- By de apen, m'nheer!
En m'n onder wyzer zette ons gesprek voort, dat afgebroken was door z'n wensch om te weten ‘waar de anderen waren?’ Zoodra ik 'n komma-punt ontwaarde, maakte ik daarvan gebruik om hem te vragen of hy gehoord had wat die kleine jongen geantwoord had?
- Jawel, ze zyn by de apen. Ik wilde u dus zeggen dat...
Weer wachtte ik 'n komma-punt, en vroeg nogeens:
- Hebt ge gehoord wat hy antwoordde? - Wel zeker, ze zyn by de apen... dáár is geen water. Ik beweerde dan...
By 't derde komma-punt, viel 'k hem weer in de rede... 't Vervolg hierna. (380) Ik breek af omdat ik plaats noodig heb voor 't volgend idee. |
|