duidt zóó volmaakt aan, wat ik het
‘tegendeel’ noemde van samenstellen, in den eersten regel
van dit idee, dat ik waarachtig begin te gelooven dat onze
sanskritsche voorouders doctoren in de fysika geweest zyn.
Er is zekere maat van kennis noodig - ja, in verhouding met den
algemeenen toestand der maatschappy voor vier- zes- of tienduizend jaren, een
zeer groote maat van kennis - om te begrypen dat er in 'n walgelyk
verrot voorwerp dat de zintuigen aandeed op de meest onaangename wys, eigenlyk
niets bedorven was, dat alleen de deelen waren uit elkander genomen, dat
slechts de cohaesie had opgehouden, dat - om 'n heel eenvoudig beeld te
gebruiken - het huis was afgebroken met behoud der materialen.
Hoe eenvoudig deze waarheid ook schyne aan natuurkundigen van onzen
tyd, beweer ik toch dat het Volk nòg niet op de hoogte is van de
maatschappy die 't woord ontbinden uitvond en gebruikte, dat is: die 't
begreep. Waarlyk, we zyn achteruitgegaan, en het sprookje der
lichamelyke-opstandingsleer heeft er geen goed aan gedaan!