Ideën I
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij121.Na veel gewurm en geknoei dan, is er iets voor den dag gekomen, dat men noemt: de konstitutioneel-monarchale regeeringsvorm met volksvertegenwoordiging. Aan dien vorm van regeeren heb ik 'n hekel, uit temperament. Maar voor-als-nog weet ik niets beters. 't Is ook volstrekt m'n bedoeling niet in dit idee uitteleggen waarom m'n temperament zich met dien vorm niet kan vereenigen, en hoe de grove fouten die m'n verstand vindt in andere regeeringsvormen, my dwingen voorloopig aan m'n temperament het zwygen opteleggen. Dat alles zal ik misschien later behandelen. Van die wyze van regeeren is de vertegenwoordiging des Volks nu eenmaal 'n hoofdbestanddeel. Dit kan niemand ontkennen. 't Is dus geene onnutte vraag: of ons Volk by de regeering vertegenwoordigt wordt? Dit ontken ik. En meen niet dat ik nu wyzen wil op 118, schoon ik 't recht hebben zou daarop te wyzen, en op meer van dien aard. Meen niet dat ik nu spreken wil over den verkeerden invloed van dagbladschryvers op de kiezers. Meen niet dat ik nu 'n roman ga maken met 'n slot van beloonde deugd, en ‘sterf ellendeling!’ Een roman waarin ik M'sieur Prud'homme of de Weledele heer Kappelman lid van de Kamer maak, om te schetsen hoe zulke dingen geschieden. Neen, ik sla ditmaal misbruiken over, wat me zelden gebeurt omdat er zooveel zyn dat ik veelal geen tyd heb tot beoordeeling van 't voorgeschrevene gebruik. Ik spreek inderdaad van de Wet. Ik spreek hier by uitzondering tegen de bepalingen die in dit geval 't Nederlandsche Volk beletten zich te doen vertegenwoordigen in de Tweede-Kamer... | |
[pagina 39]
| |
Ik word daar gestoord door een der heeren met wie ik gister avend whistte. Hy was m'n aide geweest.
- 't Is toch zonderling, zei ik. Ik ben zeker dat gy en ik samen meer trekken hebben gemaakt dan die andere heeren, en toch hebben wy 't onderspit gedolven. - Ja, dat begryp ik ook niet. De rekening moet verkeerd zyn! - Zeker, die rekening is verkeerd. Maar ga nu, want ik heb iets te schryven over de wyze hoe 'n Volk niet vertegenwoordigd wordt. Ik geloof dat ook die rekening niet goed is. M'n vriend ging.
Als 't waar is, dat de leden van die Kamer het Volk niet vertegenwoordigen, ligt hierin 'n groote fout. Het hoofddoel toch van die vertegenwoordiging wordt gemist. Dit hoofddoel is, meen ik drieledig:
10 Aan de regeering te doen weten wat de wenschen zyn van 't Volk. 20 Door 't afstemmen van wetten, de uitvoerende macht te stuiten in 't verydelen of tegenwerken van die wenschen. 30 Door 't aannemen, kracht te geven aan de wetten die wèl overeenkomen met de wenschen des Volks.
Ik weet wel dat vaak de wenschen van 'n Volk niet in overeenstemming zyn met z'n belangen, en ik kan me voorstellen dat 'n Kamer - als ze hooger staat dan dat Volk - in 't belang van haar lastgever anders handelt dan die verblinde of bedrogen, lastgever-zelf zou handelen, wanneer hy tot rechtstreeks handelen geroepen was. En zulk 'n Kamer zou wèl doen. Maar ik behandel hier niet het verschil van meening of opvatting tusschen gemachtigde en principaal. Ik behandel de vraag of die gemachtigde gekozen is op rationeele wys, op 'n wyze die kans levert - en de mééste kans - dat hy weet wat de wil van 't Volk is, in één woord of de wyze van kiezen, zooals die is voorgeschreven, de meeste kans aanbiedt op wèl kiezen?
Daar kwam de persoon met wien ik gister billardspeelde. Ik zond hem weg, maar riep hem na: 't is onmogelyk dat je gistr'avend gewonnen hebt. Ik heb meer punten gemaakt dan gy. Die rekening kan niet goed wezen!
Ik ga nu de vraag voorby welke graad van zedelyken moed en onbaatzuchtigheid er voor 'n vertegenwoordiger des Volks noodig is, om in 't belang van dat volk te stemmen tegen de opinie van z'n lastgever-zelf. Op kleine schaal heeft de heer Duymaer van Twist dien moed gehad in zekere spoorweg- | |
[pagina 40]
| |
kwestie. Ga naar voetnoot* Ik zeg: op kleine schaal, daar de heer D. v. T. evenals 19/20 van z'n medeleden niet het Nederlandsche Volk vertegenwoordigt, maar alleen zeker kiesdistrikt. Ik heb volstrekt geen opinie over die spoorwegnet, die 'k niet bestudeerde omdat het me niet de moeite waard was de voordeeligste toepassing nategaan eener zaak die niet oorbaar is over 't geheel. Zoodra ik hoor spreken over 't aanleggen van spoorwegen met het geld van den Javaan, kan ik me niet zetten tot het beoordeelen van de richting dier wegen. Het is my moeielyk me bezigtehouden met uitziften van muggen terwyl men my aanhoudend kemels te slikken geeft. Maar nu eenmaal aannemende dat het slikken van kemels den heer D. v. T. niet indisponeert, eens vaststellende dàt hy zich met de muggen bezighoudt, vind ik 't zeer schoon in hem, zich by dat ziften niet te laten storen door 't aan den arm stooten of schreeuwen van z'n lastgevers. En als zoo-iets in de Kamer wat meer gebeurde, zou ik misschien niet noodig gehad hebben dit idee te schryven.
Bezoek. M'n whister en m'n billardspeler:
- Ziedaar 'n aardige zaak. Onze klub is uitgenoodigd te Haarlem, om daar te billarten en te whisten om den prys. Hoe vindt ge dat? - Hoe luidt het voorstel? - Ze vragen of we genegen zyn twee onzer beste whistspelers en onzen besten billardspeler aftevaardigen. - 't Is my wel, maar laat me met rust. Ik schryf iets over afgevaardigden en hoe die moeten gekozen worden. - Dat komt net van-pas! Dan zult juist gy ons kunnen zeggen hoe wy onze afgevaardigden moeten kiezen opdat ze te Haarlem de klub geen schande aandoen. - Ja... zoo! Wie spelen het best van ons allen? De beslissing is moeielyk. - Wel, dat's zoo moeielyk niet. Laat ons eerst onderling spelen om 't meesterschap. De winners gaan naar Haarlem. - Goed. Maar ik ga in geen geval mee, al won ik. Ik schryf ideen , en kan dus niet naar Haarlem gaan. Maar ik wil gaarne van-avend 'n oogenblik komen om toetezien en | |
[pagina 41]
| |
boektehouden van de zaak, want er hangt veel van af dat we goed kiezen.
'sAvends kwam ik. Er werd bepaald dat alles zou beslist worden door één partie liée, billard zoowel als whist. Dit geschiedde. Ik hield boek, en uit m'n aanteekeningen bleek: dat A en B den robber whist hadden gewonnen tegen C en D. Naar Haarlem moesten dus A en B om te whisten, E om billard te spelen. Zy moesten de eer van den klub ophouden. Maar ik bleef beweren dat C, D en F beter speelden, méér kans boden op eervollen uitslag dan A, B en E. En van dit gevoelen waren de meesten. Uit m'n eigen boekhoudery echter bleek dat A, B en E den robber hadden gewonnen. Die rekening kan niet goed zyn! Hadden de winners in 't whisten, geluk gehad door betere kaarten of meer honneurs? Neen, de honneurs tellen niet in onzen klub. We tellen alleen levées. En 't geluk in 't kaartkrygen was van 'n wanhopige gelykheid geweest. Dááraan lag het dus niet. Had E op 't billard gelukstooten gemaakt? Niet meer dan F. Ik had van alles beredeneerd nota gehouden. Waren, in beide spellen, de verliezers gehinderd geweest door 't een of ander? Waren er oorzaken van-buiten die hen, beter spelers, 't spel deden verliezen aan spelers van minder kracht? Neen, zyzelf verklaarden dat ook dááraan hun verlies niet mocht worden toegeschreven. Toch hadden zy de robbers verloren. Die rekening kan niet goed zyn! Den volgenden dag zou de heele klub onze tot ‘geachte spelers’ gekozen medeleden uitgelei doen. We vergaderden aan de station. A, B en E hadden iets deftigs in hun voorkomen, iets kerks, iets zondagachtigs, 'n tint van afgevaardigdheid, iets wat ge te zien krygt op de gezichten en in den gang van dorpsdominees, als er groote Nutsvergadering is - lees niet: groote-nutsvergadering - te Amsterdam. Maar C, D en F zagen er uit als miskende genien. Die rekening kan niet goed zyn, mompelde ik. Maar ik weet niet of ik dit mompelde over onzen klub, of over onze Natie. Als 'n ander dan ikzelf by die laatste verkiezing had boekgehouden, zou ik misschien gedacht hebben aan... iets heel leelyks, aan valsheid. Maar ik was overtuigd van m'n nauw- | |
[pagina 42]
| |
keurigheid en goede trouw. Ik zag onze afgevaardigden kaartjes nemen, instappen, wegstoomen... ik zag de niet-gekozenen terugkeeren naar huis... ik voelde dat dezen de klub hadden behooren te vertegenwoordigen, en niet de anderen die de robbers wonnen, ik voelde dat we niet goed hadden gekozen... arme klub, die rekening kan niet goed zyn! Hoe 't met de uitdaging van de Haarlemmers afliep, zal ik u later vertellen. In 'tzelfde ideezal ik trachten u te bewyzen dat onze Tweede-Kamer niet vertegenwoordigt het Volk van Nederland, en dat C, D en F naar Haarlem hadden moeten gaan in plaats van A, B en C. (133) |
|