79.
Ik heb 'n modiste gekend die 'n onnatuurlyk kindje had.
‘Onnatuurlyk’ zeg ik voor de eer van m'n modiste die gehuwd was. Ik
zal u straks den naam van den vader zeggen.
De goede vrouw had haar kindje zeer lief, en kleedde 't zoo smaakvol
ze kon. Een lintje hier, een lintje daar. Soms eenvoudig, dan weer bont. 't Was
der moeder eenig genot zich bezigtehouden met den opschik van haar kind.
En wie 'r soms zeggen mocht: die kleur is te rood, of te geel, of te
flets... die rand te breed, die sluier te dicht, dat gaas te yl... wie 'r mocht
klagen over gebrek aan smaak of gebrek aan bekwaamheid... niemand dacht er aan,
de zorgvuldige moeder te beschuldigen van gebrek aan liefde voor haar
kind.
Die moeder heette Parabel.
Poiêtês heette de vader.
En waarheid was de naam van 't kindje dat de moeder zoo
gaarne aankleedde.