80.
Eens liet ze 'r kind zien, en vraagde met de oogen:
- Hoe vind ge m'n kind, m'n schat, m'n alles? Zie eens die
kleur!
- Dat gele streepjen is aardig.
- Geel... die wangen geel? 't Is rose! Geel?
- Ik sprak van 't jurkje.
Andermaal liet ze 'r kind zien, en vraagde met de oogen,
- Hoe vindt ge m'n kind, m'n schat, m'n alles? Prachtig niet waar?
Zie hoe blank... en hoe rood... en gemarmerd!
- Daar is te veel styfsel in.
- Styfsel in de armpjes van m'n kind?