Kownu wil graag populair zijn en roept zijn onderdanen op om hem te komen eren. Ze moeten hem zeggen hoeveel ze van hem houden. ‘Als van goud’, ‘Als van zilver’, ‘Als de maan’, ‘Als de zon’.
Ze zijn bang voor de koning en zweten en bibberen. Ze durven alleen maar de meest waardevolle dingen te noemen.
‘Als van zout’, zegt de oude Baba.
Dan wordt Kownu woedend. Zout, wat voor waarde heeft dat? Baba komt in de cel terecht. Stiekem geeft de prinses hem te eten, zodat hij niet sterft.
Dan organiseert de prinses een feest voor haar vader en serveert prachtig uitziend eten, maar zonder zout. Kownu proeft en spuwt zijn eten weer uit. Hij roept dat de kok onthoofd moet worden.
De prinses bekent dat het haar schuld is. Zij heeft al het zout verstopt. Zo'n lieve, slimme prinses. Kownu verzoent zich met Baba. ‘Jij houdt echt van me’, zegt hij tegen de oude man.
‘ZOUT’ is een verhaal met grote diepte. Over de betrekkelijkheid van ‘dingen van waarde’. Over ijdelheid en woede, maar ook over liefde en slimheid. Die prinses lijkt een vrouwelijke Anansi!