‘baccha het ezeljong’ speelt meer dan veertig jaar geleden binnen een hindostaans landbouwersgezin in het district: vader en moeder, báp en mái, en twee jongens, Mohan en Sohan. Ze hebben een ezel, Gadahi, die iedere dag voor de burikiwagi een last groenten naar de markt in de stad moet trekken.
Gadahi krijgt een kleintje. Vanaf het begin zijn de twee jongens dol op het ezeltje dat de naam Baccha krijgt. Ze verzorgen hun kleine vriend en stoeien met hem. Ze vergeten zelfs hun taken ten opzichte van de hardwerkende ezelmoeder. Die krijgt niet genoeg gras en gaat van de honger op de markt van de watermeloenen van andere mensen vreten.
Báp Durga krijgt problemen erdoor en als Gadahi op de terugweg ook nog weigert verder te lopen, begrijpt pa dat zijn jongens het dier verwaarloosd hebben.
Wat gebeurt er?
Geeft pa de jongens een pak slaag?
Nee, zo zijn deze ouders niet.
Hoe wordt het probleem opgelost?
De kinderen kunnen erover praten in groepjes.
Belangrijk is daarbij dat ze zich inleven in de twee boosdoeners Mohan en Sohan.