De Mahábhárata van koning Akbar
Op zekere dag vertelde een dichter enkele verhalen uit de Mahábhárata. Iedereen kende het verhaal van de Pandavas en de Kauravas. Maar eenieder wilde het verhaal telkens weer horen.
Toen de dichter het verhaal beëindigd had, zei één van de hovelingen: ‘Uwe Hoogheid, waarom laat u iemand niet een Mahábhárata over uw leven schrijven? U heeft zoveel heldendaden verricht en avonturen meegemaakt. Het zal vast een prachtig boek worden!’
‘Dat is waar’, zei koning Akbar. ‘Maar wie kan zo'n prachtig boek schrijven?’
‘Er is maar één persoon die zo'n boek kan schrijven’, zei een hoveling die Birbal haatte, ‘en die persoon is Birbal!’
De hoveling wist dat Birbal nooit zo'n boek zou kunnen schrijven en dat de koning dan erg boos zou worden.
‘Natuurlijk!’ zei koning Akbar, ‘Birbal moet een Mahábhárata over mijn heldendaden schrijven!’
Toen koning Akbar de opdracht aan Birbal gaf, zag Birbal het onmogelijke ervan direct in. Toch moest hij aan het bevel van de koning voldoen, niemand weigerde een bevel van de koning.
‘Trek het land in en praat met de mensen. Ondervraag ze over mijn avonturen en heldendaden. Je zal veel tijd en veel geld nodig hebben. Hier heb je honderdduizend gulden. Dit moet voldoende zijn voor drie maanden’, zei koning Akbar.
Birbal trok het land in. Hij reisde naar alle hoeken en streken. En overal waar hij kwam, liet hij wegen aanleggen, kanalen graven en bruggen bouwen.
Toen de drie maanden verstreken waren, keerde Birbal terug naar de hoofdstad. Hij had een groot, zwaar boek bij zich. Er stond geen woord in geschreven.
‘Ik ben klaar voor het laatste hoofdstuk, Uwe Hoogheid’, zei Birbal aan de koning. ‘Ik moet nog één verhaal schrijven.