Naast vertellen en voorlezen is er nog een tussenweg: vertellend voorlezen. Vooral bij boeken met duidelijke prenten kun je de geschreven tekst loslaten voor eigen opmerkingen of commentaar van de kinderen. De boeken met verhalen over dieren van Paul Middellijn en tekenares Marjo Hofman lenen zich hier goed voor, en natuurlijk het beroemde ‘Bigi-bere, Bigi-ede en Fini-futu’ van Francis Vriendwijk.
Voorlezen doe je niet zomaar: je moet je altijd voorbereiden. Vooral als je nog een beginneling bent, kun je met potlood in het verhaal een indeling maken: waar is er een rust, waar leg je accenten, waar zijn gesproken stukken waarbij je je stem moet veranderen.
Welke boeken of verhalen zijn geschikt om voorgelezen te worden? Het belangrijkst is dat het verhaal beeldend geschreven is. De luisteraars zien als het ware voor zich wat er gebeurt. De taal van een goed verhaal is dus expressief, met klanknabootsingen, grapjes, uitroepen en dialogen. Spanning en humor zorgen ervoor dat de kinderen blijven luisteren. Maar leef je als voorlezer altijd in in het verhaal en de personages. Dat voorkomt een te overdreven voordracht, wat vaak op aanstellerij begint te lijken.
Vertellen en voorlezen betekenen momenten van rust in de dagelijkse drukte. De luisterende kinderen moeten dus ook een gemakkelijke houding kunnen aannemen.
Een boekenhoek met vertel- of voorleesmogelijkheid in de klas is ideaal. De kinderen kunnen een kussen van huis meebrengen om het zich nog gemakkelijker te maken en een vriendelijke aankleding doet ook heel wat.
Voor de voorlezer zijn de volgende richtlijnen belangrijk:
|
• | Articuleer duidelijk, spreek alle woorden goed uit, de kinderen moeten alles kunnen verstaan, ook het laatste stukje van een zin; |
• | Lees niet in een dreun, waarbij de toon aan het eind van de zin steeds omhooggaat of bijvoorbeeld bijvoeglijke naamwoorden altijd een klemtoon krijgen. Klemtonen kunnen alleen als het vanuit het verhaal nodig is; |
• | Wissel het volume af, dus luid en minder luid. Als je stiller spreekt, spitsen de kinderen hun oren. Maar het moet wel altijd verstaanbaar blijven; |
• | Zorg voor een beheerst tempo, lees niet te snel, alleen als het nodig is om spanning te bereiken, kun je langzamer of sneller gaan lezen; |