Het vertellen is een interactief gebeuren: zonder verteller geen verhaal, maar zonder publiek is er ook geen verhaal. Het luisteren naar verhalen is een wederkerige zintuiglijke ervaring.
De verhalenverteller is het medium. Via het verhaal communiceert hij met het publiek. Er is altijd sprake van een wisselwerking tussen de verteller en het publiek. De verteller creëert met zijn woorden beelden bij zijn toehoorders. Hij bespeelt met zijn woorden de emoties van zijn publiek. Hij neemt zijn luisteraars mee naar verre verten, diepe dalen, donkere bossen. Hij laat ze intense liefdes beleven of huiveren over weerzinwekkende situaties. Dit allemaal door woorden in beelden om te toveren voor het luisterend publiek. De verhalenverteller schept een sfeer waarin alles mogelijk is.
Er zijn verschillende soorten verhalen:
|
• | fabels: verhalen met een moraal waarin dieren een hoofdrol spelen, bijvoorbeeld Anansi-verhalen; |
• | sprookjes: verhalen met denkbeeldige personages, reuzen, dwergen, jorka's, enzovoort; |
• | volksverhalen: traditionele verhalen; |
• | legendes: verhalen gebaseerd op het leven van personen die echt hebben bestaan; |
• | mythen: over goden en helden, waarin vaak natuurverschijnselen worden verklaard; |
• | parabels: fictieve verhalen om een moreel dilemma uit te leggen (bijbel); |
• | tongbrekers; |
• | moppen; |
• | raadsels; |
• | oral history: verhalen over dingen die hebben bestaan; |
• | persoonlijke verhalen. |
De verteller maakt gebruik van natuurlijke instrumenten zoals stemgebruik, mimiek en lichaamstaal om het verhaal sprekender te maken. Naast deze natuurlijke instrumenten kan de verteller ook gebruik maken van decor, attributen, muziekinstrumenten, beeldmateriaal, audiomateriaal, zang, dans of van andere personen.
Een belangrijk aspect is het kiezen van een verhaal. De verhalenverteller kan alleen een verhaal vertellen dat hem zelf boeit. De goede verteller leeft zich in in het verhaal. De goede verteller kent de personages die in het verhaal voorkomen en begrijpt ze.
Ook anderen dingen die in het verhaal voorkomen worden een deel van de verteller. Bijvoorbeeld, als Anansi naar de markt gaat, moet de verteller weten wat hij aan heeft, of hij een hoed of een pet draagt. Hoe ziet de markt eruit? Hoe ruikt het op die markt?