Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1995)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdPan(Lat. faunus), zoon van Hermes of Apollo en de nimf Penelope of van Zeus en Kalliklo. Hij wordt voor het eerst in een Homerische hymne beschreven en geldt daar als de god van bergen, weiden en landleven. Omdat hij de Atheners in 490 v.C. in de slag bij Marathon had geholpen tegen de Perzen, kreeg hij een eigen cultusplaats. Hij is een herdersgod (een van zijn attributen is de herdersstaf) en volgt Dionysos in diens thiasos of leeft met de nimfen. Zijn lichaam is dat van een mens, met soms de poten en de kop van een bok. Meestal heeft hij horens en een sik, soms een staart. In de Romeinse tijd (waarin hij wordt geïdentificeerd met Faunus) is de Panisca zijn vrouwelijke pendant. Hij bespeelt de syrinx (panfluit). Deze is gewonnen uit riet, en genoemd naar een nimf die in riet veranderde toen zij door Pan was nagezeten en niet aan zijn avances had willen toegeven. Meestal duikt Pan plotseling op en kan hij angstaanjagend werken (paniek). Hij is bij uitstek amoureus en jaagt vooral achter de nimfen aan, die dikwijls voor hem wegvluchten. Niet alleen de genoemde Syrinx wees hem af, ook de nimfen Echo en Pithys waren niet van hem gediend. Hij zou het volgens een bepaalde traditie zelfs hebben aangelegd met de maangodin Selene/Artemis. Met al die karaktertrekken en gedragingen is hij, zeker als hij is toegerust met bokkepoten en tot het gevolg van Dionysos behoort, niet altijd scherp te onderscheiden van een »satyr.
In de beeldende kunst is hij vanaf eind 6e eeuw v.C. populair. Op vazen is hij meestal lid van de thiasos. Op een vaas van de ‘Panschilder’ ca. 470 v.C. achtervolgt hij een door hem begeerde jongen, terwijl op de andere zijde »Aktaion door Artemis wordt neergeschoten. In de hellenistische tijd zijn er genrevoorstellingen in de beeldhouwkunst, ons | |
[pagina 228]
| |
Aphrodite en Pan als bikkelspelers, 4e eeuw v.C., genrevoorstelling, gegraveerd op het bronzen deksel van een Griekse spiegel, 18,5 cm doorsnede. British Museum, Londen. Aan de voeten van Aphrodite zit een zwaan, een van haar lievelingsdieren; achter haar staat Eros.
| |
[pagina 229]
| |
overgeleverd in Romeinse kopieën: Pan als leraar van »Daphnis, Pan die een sileen van een doorn in de voet bevrijdt, Pan die door Aphrodite met een pantoffel wordt afgeweerd (‘Pantoffelgroep’ uit Delos, ca. 100 v.C.). In de Pompeiaanse schilderkunst zit hij te midden van nimfen; op sarkofagen is hij opnieuw lid van de thiasos van Dionysos. In de schilderkunst van de nieuwe tijd is hij geliefd in veelal pastorale voorstellingen van zijn liefdesverhoudingen of zijn jacht op geliefden. Een enkele keer gaat het om Pan en Selene/Artemis: Annibale Carracci in een fresco ca. 1600 in het Palazzo Farnese te Rome, Badalocchio eerste helft 17e eeuw. Dominerend is echter het thema van Pan in zijn achtervolging van Syrinx en haar transformatie in riet: o.m. fresco's van Taddeo Zuccaro midden 16e eeuw in het Palazzo Farnese te Caprarola en van Annibale Carracci ca. 1600 in het Palazzo Farnese te Rome, schilderijen van Rubens in samenwerking met de landschapsspecialist Jan Brueghel de Oudere meerdere malen in of rond 1617, voorts Jordaens ca. 1620, Poussin ca. 1635, Ricci 1703, Troy 1720 en vele anderen. Böcklin schilderde Pan met Syrinx 1854, een rustende Pan 1855 en Pan als veroorzaker van ‘Panischer Schrecken’ 1859 en 1860. Pan maakt enige opgang in de literatuur van de 19e en 20e eeuw: gedichten van Keats 1816, Shelley 1820, een drama van Paul Claudel 1934. In het langste gedicht in de Nederlandse letterkunde, de 12.000 regels tellende Pan 1912 (herziene versie 1916), stelt Gorter de natuurgod tegenover de mensheid, voorgesteld door een vrouw. Tussen de twee staat bezit en pas een goede verdeling daarvan kan het streven naar eenwording, dat wil zeggen het communisme, belonen. Borgeaud 1979; Herbig 1949; Pochat 1967; Walter 1980. |
|