Palamedes,
zoon van de koning van Euboia, Nauplios, en de Kretenzische koningsdochter Klymene of van Philyra. Niet door Homeros, wel door latere auteurs, onder wie Apollodoros en Hyginus, wordt hij opgevoerd als deelnemer aan de Trojaanse oorlog. Hij was betrokken bij de diplomatieke pogingen om de oorlog te voorkomen, maar toen deze vastliepen droeg hij het zijne bij aan de totstandkoming van de expeditie.
Odysseus, hoewel gebonden aan zijn eed om de aanspraken van Menelaos op de geschaakte Helena gewapenderhand te verdedigen en dus verplicht om aan de expeditie tegen Troje deel te nemen, wilde zich eraan onttrekken en deed zich voor als waanzinnig. Hij spande een os en een ezel voor de ploeg, ploegde het strand om en zaaide zout in de voren. Palamedes doorzag het bedrog en legde het zoontje van Odysseus, Telemachos, voor de ploeg. Odysseus moest daarop stoppen en zijn bedrog toegeven.
In het verloren gegane 7e-eeuwse epos Kypria moet zijn verhaald hoe Odysseus jaren later wraak neemt in een perfide, met Diomedes opgezette intrige. Hij dwong een Trojaanse gevangene een brief te schrijven, zogenaamd afkomstig van de Trojaanse koning Priamos, waaruit viel op te maken dat Priamos geld had aangeboden aan Palamedes om de Griekse zaak te verraden. Odysseus verstopte goud onder het bed van Palamedes en zorgde ervoor dat Agamemnon als aanvoerder en opperrechter de brief en het goud vond. Palamedes werd geëxecuteerd door steniging. Euripides meldt in zijn Helena hoe Palamedes' vader Nauplios zich wreekte: hij liet op de kust van Euboia bedrieglijke vuren