Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1995)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdPandora,de eerste vrouw. Naar Hesiodos in zijn Theogonia en Werken en Dagen meedeelt, werd ze op bevel van Zeus door Hephaistos uit klei vervaardigd om aan de mensen te worden gezonden als een schoon maar kwaadaardig geschenk, als straf omdat de mensheid tegen de wil van Zeus in van »Prometheus het vuur had ontvangen. Ze werd door de godinnen Athena, Aphrodite, de Horen en de Chariten uitgerust met schoonheid en verleidelijkheid. Hermes voorzag haar van de vrouwelijke leugenachtigheid en bracht haar als geschenk van de goden naar Prometheus' dwaze broer Epimetheus, die altijd te laat tot inzicht kwam. Ook nu beging Epimetheus een fout door Pandora als bruid te nemen, in weerwil van de waarschuwingen van Prometheus om géén geschenken van de goden te aanvaarden. Pandora had van de goden een pithos, een voorraadvat (later wordt dat een kistje of een vaasje) meegekregen waarin de goden alle kwaads voor de mensen hadden opgeborgen. Omdat zij haar vrouwelijke nieuwsgierigheid niet kon bedwingen, opende zij het vat, zodat de inhoud ontsnapte. Haar naam betekent dan ook ‘zij die alles geeft’. Aldus kwam een eind aan het tot dan toe gelukkige bestaan van de mensen. Toen het vat weer werd gesloten, bleef alleen de hoop achter, waarvan de mensen dus verstoken bleven. In latere versies is het anders: in het vat zat juist alle goeds, dat bij het openen ontsnapte en onbereikbaar werd. Alleen de hoop restte als armzalige troost.
Het verhaal vindt buiten het relaas van Hesiodos in de antieke literatuur vermelding in verspreide notities van de latere mythografen. Van een satyrspel Pandora van Sophokles kennen we slechts de titel. In de beeldende kunst kennen we vrijwel uitsluitend voorstellingen op vazen uit de 5e eeuw. Een schaal in Oxford toont hoe He- | |
[pagina 230]
| |
phaistos en Athena Pandora uit klei modelleren. Epimetheus komt voor in scènes die op de Pandora van Sophokles teruggaan. Pheidias zou de geboorte hebben afgebeeld op de basis van het cultusbeeld van Athena 447-438 v.C. in het Parthenon. Vanaf het vroege christendom tot in de nieuwe tijd geldt het verhaal van Pandora als pendant van de bijbelse zondeval en staat Pandora tegenover Eva. Deze vergelijking wordt onder meer voorgesteld in een schilderij van Cousin ca. 1538-50, dat door de schilder werd voorzien van het opschrift ‘Eva Prima Pandora’. Aan de vergelijking met de zondige en fatale nieuwsgierigheid van Eva wordt ook gerefereerd in het stuk van Père Brumoy, La boîte de Pandore ou La curiosité punie 1741 en in Paradise Lost 1667 van John Milton. Pandora komt enige malen voor in de schilderkunst van de 16e eeuw, bijvoorbeeld in een wandschildering van Tibaldi ca. 1550-60 in het Palazzo Malvezzi te Bologna, en daarna veelvuldig in en na het neoclassicisme, dan vooral in Engeland: tekeningen van Flaxman 1816; schilderijen van Barry 1791, Etty 1824 en rond 1870 herhaaldelijk Rossetti (Pandora als onheilbrengende schoonheid). Goethe publiceerde in 1808 een onvoltooid gebleven toneelstuk. De onnadenkende gretigheid van Epimetheus wordt gekarakteriseerd in gedichten van onder meer Longfellow 1858 en Trevelyan 1898. Wedekind geeft aan het tweede deel van zijn Lulu-tragedie (het eerste deel heet Erdgeist), waarin Lulu een voor zichzelf en haar omgeving vernietigend spoor trekt, de naam Die Büchse der Pandora (1902). Alban Berg baseerde op dit Lulu-verhaal zijn opera Lulu (eerste uitvoering 1935). Voor Bachofen (Das Mutterrecht, 1861) draagt de Pandora-mythe bij tot het bewijs dat in de vroege oudheid het matriarchaat moet zijn voorafgegaan aan en verdrongen door het patriarchaat. Panofsky/Panofsky 1956; G. Vogel 1972. |
|