Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1995)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdGiganten,geboren uit het bloed dat na de ontmanning van Ouranos door »Kronos op de aarde viel; reusachtige en monsterlijke wezens, met benen in de vorm van slangen; wegens hun afstamming van Gaia, de aarde, ook vaak ‘Gegeneis’ (uit de aarde geborenen) genoemd. Met hun enorme kracht, die hen in staat stelde bergen opeen te stapelen, rotsblokken te slingeren en boomstammen te gebruiken als stokken of als vlammende speren, bedreigden ze de Olympiërs, omdat dezen hun voorvaderen, de »Titanen, hadden opgesloten in de Tartaros. Zeus en Athena namen de leiding in de strijd tegen de Giganten en kregen de steun van Zeus' zoon Herakles, die mede daarom na zijn dood onder de goden werd opgenomen. Sommige Giganten worden met name genoemd: Herakles nam Alkyoneus voor zijn rekening, Athena rekende af met Enkelados, die daarna werd bedolven onder de Etna of zelfs het hele eiland Sicilië.
De ‘Gigantomachie’, in de Griekse en hellenistische cultuur symbool van de overwinning van de orde en de beschaving op de barbarij, is bekend uit tal van antieke dichters, van Hesiodos en Pindaros tot Horatius, Ovidius en Claudius Claudianus. In de monumentale kunst van de oudheid is het thema voorgesteld vanwege de allegorische betekenis: de Grieken overwinnen de barbaren. Te noemen zijn de fries van het schathuis van de Siphniërs te Delphi ca. 525 v.C., de metopen van het Parthenon uit de werkplaats van Pheidias 447-438 en het altaar van Zeus te Pergamon. Dit laatste heeft een 120 m lange fries, nu in Berlijn, die de overwinning van Pergamon op de Galliërs uitbeeldt en geldt als hoogtepunt van de hellenistische realistische beeldhouwkunst (midden 2e eeuw v.C.). Ook op het fries van de Hekate-tempel te Lagina (nu Archeologisch Museum Istanbul) is het thema 130-100 v.C. voorgesteld. In de nieuwe tijd is de Gigantomachie vooral onderwerp van wand- en plafondschilderingen, waarin de Giganten omlaag tuimelen en bedolven worden onder de rotsblokken en boomstammen, situatie vergelijkbaar met de val van de opstandige engelen. Een vroege, spectaculaire uitbeelding is die van Rinaldo Mantovano naar een ontwerp van Giulio Romano 1532-34 in het Palazzo del Te te Mantua, waarschijnlijk bedoeld als huldeblijk aan Karel v, de bedwinger van de pauselijke troepen, die een bezoek aan de stad bracht in 1534. Een omlaaggetuimelde Enkelados in het park te Versailles van de beeldhouwer Gaspard Marsy ca. 1675 is een gelijksoortig huldeblijk aan Lodewijk xiv. Uit 1530 dateert een fresco van Perino del Vaga in het Palazzo del Principe te Genua 1530, uit 1734 een plafondschildering van Longhi in het Palazzo Sagredo te Venetië. | |
[pagina 115]
| |
Filippo Tagliolini, De val van de Giganten, 1787, biscuit, 162 cm hoog. Museo Nazionale di Capodimonte, Napels. Zeus verjaagt, gezeten op zijn adelaar, met zijn bliksem de Giganten van de Olympos.
| |
[pagina 116]
| |
Pietro da Cortona neemt ca. 1633-39 de val van de Giganten op in zijn grote schildering van de Goddelijke Wijsheid in de Gran Salone van het Palazzo Barberini te Rome. Bayeu y Subías kwam 1764 kwam voor een plafond in het Koninklijk Paleis niet verder dan een voorstudie in de vorm van een schilderij. Tekenend is dat Belluci in zijn decoratie begin 18e eeuw van twee belendende zalen van het Palais Liechtenstein te Wenen in de ene zaal een plafondschildering aanbrengt met de val van de Giganten, in de andere in een verwante vorm de triomf van de Kerk over de als een Gigant voorgestelde ketterij. Zoals dat voor veel uitbeeldingen geldt, is ook in de literatuur van renaissance en barok het oproepen van de overwinning van Zeus en zijn Olympische goden dikwijls een lofprijzing aan het adres van de vorst: een gedicht van Ronsard 1553 voor Henri ii, passages in The Faerie Queene 1590 van Spenser. Voor het theater zijn er onder meer een tragedie van Hardy ca. 1610 en een opera van Gluck/Vanneschi 1746. Men bedenke overigens dat in de literatuur en beeldende kunst Giganten en Titanen, Gigantomachie en Titanomachie, dikwijls niet gemakkelijk te onderscheiden zijn en zelfs herhaaldelijk dooreenlopen. Mayer 1887; Vian 1951. |
|