De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 218]
| |
CCCCLXXXVI. Hoe de kaalkoppen op de wereld zijn gekomenaant.Jezus trok met Sinte-Pieter door de Kempen. 't Was magere tijd en ze hadden hun broeksband dicht aangeriemd. Sinte-Pieter moest af en toe naar wat proviand uitzien. Eens kreeg hij een koekebak van een arme vrouw. Wat deed hij? Hij verborg er de helft van in zijn klak en de andere helft deelde hij met Jezus. Jezus, die dat alles wel wist, gebaarde van niets. Wat verder, volop in de hei, deed hij de zon zoo geweldig schijnen, dat het zweet met beken van hun aangezicht dreef. Jezus nam nu en dan zijn hoofddeksel af. Pieter had al dikwijls hetzelfde willen doen, maar dierf niet, om niet aan Jezus te laten zien wat er onder verborgen zat. Eindelijk, kon hij 't niet meer uithouden. Hij nam zijn klak vast, heel voorzichtig, zóó dat hij ook den halven koekebak beet had, en ze toen afnemend verademde hij. - 't Doet goed, zeide hij. Meteen loerde hij, van terzij, naar zijn klak. Al de hoofdharen hingen aan den koekebak geplakt, ja, hij had geen pijltje haar meer op zijn hoofd staan. Zoo is de kaalhoofdigheid op de wereld gekomen. |
|