De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 202]
| |
CCCCLXX. De Melkwegaant.Er kwam eens een man op het dorp. Hij kwam van heel ver. Geen mensch op het dorp die hem kende. Als hij een tijdlang aldaar verbleven had, brandde er een hooimijt af, midden in den nacht. 's Anderendaags weer een... Zoo gingen al de hooi- en stroomijten van den omtrek op in de vlammen, de eene vóór en de andere na. 't Was de vreemde man die de brandstichter was. Niemand wist zulks, niemand had zulks ooit durven denken, want die man was altijd een der eersten om te helpen. Maar hulp helpt doorgaans niet meer als een hooimijt in volle vlam staat. Eens kwam alles uit. Dien avond brandde de laatste mijt van het dorp af. De man stond daar weer met zijn wateremmer. En toen kwam er een groote, vlammende hand van uit den hemel neergedaald en die pakte den brandstichter vast en wierp hem in den laaienden vuurgloed. Al de dorpelingen waren er getuigen van. Sindsdien komt er geregeld bij helder weer een lichtheid aan den hemel, als herinnering aan den boozen man, die eens zoovele misdaden bedreef. |
|