De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 141]
| |
CCCCXVI. Wat het koningsken zingtaant.Als het koningsken zich ergens vertoonen durft wordt onmiddellijk al het vogelvolk saamgetrommeld om het arme diertje te lijf te gaan. Daarom huist het maar altijd in 't dicht struikgewas. In doornhagen en houtmijten zoekt het zich een weg en geen enkel vogel kan het er achterhalen. Zijn nest maakt het diep weggeborgen in de holten van knotboomen, zoodat niemand het er vinden kan. Ver vandaan waagt het zich nooit. 't Scheert altijd-aan langs den grond weg, van zijn nest in 't struikgewas en dan weer terug. Soms, om al het vogelvolk nog eens te tarten, zingt het van uit een onvindbaar hoekje, zoo luid het kan: ‘'k Heb het gewonnen, keunink ben ik en blijf ik...’ |
|