De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 134]
| |
CCCCIX. Wat het koningsken in zijn schuilplaats zongaant.Wanneer het koningsken den eersten prijs van 't hoogste vliegen had gewonnen, vloog het, om aan de vervolging van al zijne benijders te ontsnappen, naar een uitgemergelden eikenstronk, waar het zich in een diepe holte wegborg. Daar zat het nu buiten het bereik der groote vogels, die het maar altijd-aante lijf wilden. En soms, wanneer er van zijn vijanden voorbijvlogen, zong het in zijn schuilplaas, maar zoo luid dat iedereen het hooren kon: Gij zult er mij niet vinden,
Van niemand ben ik bang,
Tot koning ben ik verheven,
En 'k blijf 't mijn leven lang.
|
|