De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 132]
| |
CCCCVII. Waarom het koningsken een verschroeide borst heeftaant.Als 't menschdom begon van de koude te lijden moest er een vogel aangeduid worden om het vuur in den hemel te gaan halen. En daar het koningsken eenmaal zoo hoog gevlogen had, veel hooger dan de arend, werd het aangewezen om die taak te vervullen. Het koningsken vertrok zonder morren. Lang, lang, heel lang bleef het weg en men begon op zeker oogenblik reeds te denken dat het nooit meer weerkomen zou. En zie, daar op eens zag men een lichtje heel hoog in de lucht en dichter en dichter kwam het. 't Was 't koningsken met het vuur. Maar och arme! daar het het vuur tegen zijn borstje had gedragen waren al zijn pluimkens verschroeid. |
|