De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 129]
| |
CCCCV. Hoe het koningsken het hoogst vloogaant.In den tijd toen de dieren spraken, wilden de vogels en al de vliegende dieren een koning hebben. Lang werd er gewikt en gewogen, want er waren toen, zooals nu, zoovele gedachten als koppen in de wereld. Eindelijk werd er besloten er om prijs voor te vliegen. Wie 't dichtst bij den hemel zou geraken, zou koning zijn. Iedereen was op den gestelden dag op post, want velen waren er op uit de overwinning te behalen en zij zouden daartoe alle middelen gebruiken. De nachtuil moest het signaal van de vlucht geven. Als hij voor de derde maal kraste, vloog iedereen op. 't Was als een donkere donderwolk die opvloog, zooveel mededingers waren er; het licht van de zon werd er plotseling door verduisterd. 't Duurde echter niet lang of er kwamen er al naar beneden, heel en al den asem kwijt; hun kans was verkeken en zij waren er zeer triestig om. Zij gingen daar ergens op hun eentje zitten, dik in hun veeren van 't verdriet. Toen de mededingers erg gedund waren, en de arend en enkele andere groote en kleine vogels, waaronder ook het koningsken, nog hoog in de lucht vlogen, kroop dat kleine ding, zonder dat iemand het zag, heimelijk in den staart van den arend en bleef er looskens zitten. 't Beestje, dat maar een pluimpje weegt, kon dat gemakkelijk gedaan krijgen, zonder dat de arend het gewaar werd. Eindelijk was de arend nog alleen in de lucht, zoo dacht men toch, en zoo dacht hij ook. Hij maakte | |
[pagina 130]
| |
nog een ronde of drie, vier, en liet zich dan naar beneden zweven. Toen kwam het koningsken stillekens uit den staart van den arend gevlogen en na nog enkele streken gedaan te hebben, riep het: - Meester, geeft gij het nu al op? Ik, voor mijn paart, vlieg nog hooger! De arend verschrikte, maar 't koningsken vloog nog hooger... Eindelijk daalde het ook: het kon niet hooger meer. Wel tien minuten na den arend kwam het op de aarde neer. Dat het heel hoog gevlogen had, tot bijna tegen de zon, dat kon iedereen zien. Zijn pluimkens waren er allemaal van verschroeid. En dat is nog te zien op dezen dag. |
|