De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 127]
| |
CCCCIV. De zeg van 't katteken en 't muiskenaant.Daar was eens een katteken en een muisken die in één huisken woonden en ze waren zoo fel met een dat ze altijd aan 't zelfde schotelken aten. Eens dat het mnisken 's morgens 't eerst op was en dat het leeliken grooten honger had, zoo lekte het den heelen kaas uit! Als de kat opkwam was ze zoo kwaad dat ze het muisken haar staarteken afbeet! 't Arm muisken jankte dat het snakte en 't viel op zijn knieën voor de kat om haar staarteken terug te krijgen, maar de kat zei: - Als gij mij kaas bezorgt. En 't muisken al jankend naar de koei toe, want het had het al dikwijls afgeloerd hoe de menschen de melk krijgen van de koei en hoe ze er dan kaas van bereiden, en 't zei tegen de koei: - Koeike, toe, geef mij kaas voor 't katje,
't Katje geeft mij mijn staartje!
Maar de koei zei: - Ik en heb in twee dagen geen gras meer gekregen,
loop naar den maaier en vraag hem gras!
En als 't muisken bij den maaier kwam, toen zei het: - Maaier, maai mij gras voor 't koeiken,
't Koeiken geeft mij kaas voor 't katje,
't katje geeft mij mijn staartje!
De maaier stuurde 't muisken naar den schoenmaker voor schoenen; de schoenmaker stuurde 't naar den koes voor borstels; de koes stuurde 't naar den maalder en toen zei het tegen den maalder: - Maalder, geef mij meel voor 't koeske, | |
[pagina 128]
| |
't koeske geeft mij borstels voor den schoenmaker,
de schoenmaker maakt de schoenen voor den maaier,
de maaier maait het gras voor 't koeike,
't koeike geeft mij kaas voor 't katje,
't katje geeft mij mijn staartje weer!
En de maalder gaf 't muisken vijf vaten meel - en toen verzonk er 't muisken mee in den zavel! En toen kwam de kat en ze plantte 't staarteken op de plek waar 't arm muisken dood gebleven was. |
|