De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 125]
| |
CCCCII. Hoe de vogels zijn ontstaanaant.Eens wilden de duivels God Onzen Heer weer 'n keer te lijf gaan en hem dooden. Daartoe hadden zij allerhande steenen op een groote baan saamgebracht. Enkele dagen later, toen God een boodschap naar de wereld moest doen, stonden zij allemaal hem af te wachten. Zoo gelijk zij den meester van aarde en hemel zagen aankomen begonnen zij naar hem met die steenen te gooien, zoo hard ze maar konden. Maar God heeft voor alles onmiddellijk afdoende middelen. Die steenen, zoo gelijk zij door de lucht vlogen, veranderden allemaal in vogels, in groote en kleine vogels, naar gelang het groote of kleine steenen waren; en die vogels verspreidden zich over heel de wereld en gingen er wonen in bosschen en weiden en zij zongen den lof van God, den Schepper van aarde en hemel en alle dingen. |
|